Aangespoeld

Ben weer terug in mijn geboorteplaats. Naar behoren aangemeld en opgenomen in de Basisregistratie Personen, maar niet zozeer thuis gekomen als wel aangespoeld en dus tamelijk in de war. Je krabbelt overeind en zoekt onwillekeurig naar aanknopingspunten, al zijn je voetsporen allang uitgewist en is de vaste grond drijfzand geworden.

Mijn eerste levensjaren verstreken op een bovenwoning in de Grote Houtstraat hartje stad, met een gang zo lang dat je er vol gas kon geven op de step. Een bakker aan de overkant van de straat, terwijl ook andere plekken waar ik iets te zoeken had gemakkelijk te belopen waren: de winkel van mijn vader op de Vijfhoek, de  kleuterschool van de zusters aan de Koningstraat, het Sportfondsenbad, de parochiekerk aan de Jansweg, stadsbibliotheek en lagere school aan de Nieuwe Gracht en het huis van de pianoleraar aan de Gierstraat. De tussentijdse verhuizing naar een hoekwoning in noord met de winkel aan huis was wel even slikken, maar we hoefden niet met de school in de stad te breken en alleen al de extra speelruimte in en buitenshuis overtrof alle verwachtingen.

Enkele maanden voor ik 12 werd, keerde ik de plaats de rug toe om gevolg te geven aan wat toentertijd een priesterroeping heette. Mijn ouders hadden er een hard hoofd in, maar ik was vastbesloten. Geen van drieën voorzag de met heimwee doordrenkte nachten op een gigantische slaapzaal met rijen bedden en een surveillant. Ik was weg en ik bleef weg. Wie a zegt moet b zeggen, het zou me vaker overkomen. 

Een geheel andere samenloop van omstandigheden leidde ruim veertig jaar later, in de zomer van 1997, alsnog tot een terugkeer naar deze stad. Mijn ouders waren er blijven wonen, zolang mijn moeder nog leefde. Daarna, vroeg in de jaren tachtig, vertrok mijn vader eveneens en sindsdien kende ik er bijna niemand meer. 

Aanleiding was de aantrekkingskracht van een 25 jaar oude   woongemeenschap midden in de stad maar aan de andere kant van het Spaarne gezien vanaf het Teylers Museum, waar ruimte bleek te zijn voor nieuwe bewoners. Ik was voor de tweede keer getrouwd en met name de voordelen voor onze kinderen van drie en vijf gaven de doorslag om van een eengezinswoning in Amsterdam-Noord hierheen te verhuizen.

Dit luidde voor mij een periode in van negen jaar, waarvan de eerste vier en de laatste twee in mijn geboorteplaats en daartussendoor twee in Ndjamena. De nieuwe start in de provinciale hoofdstad konden we als gezin wel aan, al was ik de enige voor wie de plaats op zich een bijzondere gevoelswaarde had. Maar toen ik het vier jaar later niet kon laten weer een baan in Afrika aan te nemen en de rest van het gezin overhaalde me te volgen, was dat vragen om problemen. 

Die zijn dan ook gekomen en meer dan me lief was. Met als uitkomst dat ik eerst in 2006 mijn geboorteplaats weer verliet en   mijn toevlucht zocht bij een Emmausgroep in Brabant, om vervolgens in 2008 – overeenkomstig een moeizaam bereikt scheidingsakkoord – samen met mijn dochter te gaan wonen op een eigen flat in IJmuiden. 

Op 17 maart van dit jaar tekende ik voor een huurwoning in Rozenprieel, een buurt op een steenworp van de oude binnenstad, voor onbepaalde tijd. Met nogal gemengde gevoelens, moet ik zeggen. Want afgelopen zomer, toen ik weer op Schiphol stond, was ik helemaal niet van plan waar dan ook in Nederland te blijven zitten. Ik was niet voor niets geëmigreerd, in 2014, en dat wilde ik graag nog een tijdje zo houden.

Maar het lijf besliste anders. Mijn ogen waren al op Bonaire een groot probleem geworden, maar ik dacht daar ook in een ander buitenland de nodige zorg voor te kunnen vinden. Tot tijdens  een slopende omzwerving in de Randstad, van het ene tijdelijk adres naar het andere, een geheel andere aandoening me de das omdeed en ik me genoodzaakt zag de hemel op mijn blote knieën te prijzen, toen me juist hier een buitenkans in de schoot werd geworpen. 

Natuurlijk was het een heidens karwei een volledig lege woning opnieuw in te richten, natuurlijk moest ik oppassen voor valkuilen en oud zeer, natuurlijk had ik na acht tropenjaren geen verweer  tegen de kou en ga zo maar door. Maar de kunst bleek al gauw te ontdekken wat ik van het oude voorgoed in het hart gesloten had en wat voor veranderingen me nieuwe zin en energie zouden verschaffen. 

Zo kon ik me de afgelopen weken bij vlagen – als een kind bij Jamin – gulzig verliezen in het feest van de herkenning en merkte ik hoe aanstekelijk dat werkt. Als mensen bespeuren dat je oog hebt voor hen en hun dagelijks leven wilt delen, komen ze uit hun schulp en zet je samen de opgejaagde, verongelijkte en bikkelharde samenleving buiten spel. En als je dan niet al te hoog van de toren blaast, willen zij ook best weten waar jij de afgelopen jaren hebt uitgehangen en waarom.

Ja, ik had frisse lucht nodig, voelde me afgedankt en uitgewerkt, zag grazige weiden ver weg en kon het me veroorloven daarheen te vliegen. Het is mooi geweest, de luchtvluchteling heeft eervol ontslag genomen en me opgedragen nog zo lang mogelijk het hoofd boven water te houden. Vandaar.

Eén reactie op “Aangespoeld”

  1. Cor avatar

    Welkom thuis!