Basisinkomen: ei van Columbus

 

In de nasleep van de kredietcrisis (2008) zijn overal in de wereld ideeën over maatschappelijke vernieuwing komen bovendrijven. Nieuwe, maar ook al langer bestaande die een nieuwe impuls kregen. Een van die laatste is het zogenaamde basisinkomen. Dat was goed te merken tijdens de laatste jaarvergadering van het Basic Income Earth Network (BIEN), eind september in Lissabon.

Seti SRnan

Leefde het onderwerp aanvankelijk vooral in westers georiënteerde landen met veel ervaring in sociale voorzieningen, nu is het een thema dat rondzingt in veel meer landen. Zelfs in Suriname. Niet dat het nationale Facebook er bol van staat, maar het is in ieder geval opgenomen in het beginselprogramma van het  politieke platform Seti SRnan.

Eigenlijk is het beter te spreken van een onvoorwaardelijk basisinkomen (OBI). Want die toevoeging duidt op de kern van de zaak: er zitten geen voorwaarden aan vast, zoals bij allerlei andere overdrachten van geld of goederen. Er staat ook geen werk tegenover zoals de uitdrukking loon naar werken aangeeft.

Nee, het gaat om een gegarandeerd bedrag in lokale valuta, dat met zekere regelmaat en op individuele basis wordt verstrekt aan de bevolking in een bepaald land of gebied. Het bedrag komt meestal, zeker in het geval van een staat en zijn instellingen, in de plaats van andere – wel voorwaardelijke – overdrachten van middelen zoals uitkeringen, toeslagen, subsidies en zo voort. En de ontvanger kan het besteden naar eigen goeddunken.

Europees netwerk

De eerste discussies over een basisinkomen dateren van het eind van de jaren zestig, toen West-Europa zich min of meer had hersteld van de schade van de Tweede Wereldoorlog. Een van de pioniers, de Nederlander Pieter Kooistra, gewaagde in 1974 al van een ‘UNO-inkomen voor alle mensen’, maar dat is uiteindelijk – ondanks een uitgebreide theoretische uitwerking – een far cry gebleven.

De eerste concrete resultaten van alle discussie werden in de jaren tachtig geboekt op nationaal niveau. De economische terugval in het Westen in het begin van dat decennium, met onder meer een forse stijging van de werkeloosheid,  was daar niet vreemd aan. In 1985 bijvoorbeeld bracht de Nederlandse wetenschappelijke raad voor het regeringsbeleid (WRR) een positief advies uit, maar weigerde de toenmalige regering dat over te nemen. Later raakten een deel van de vakbeweging en (kleinere) politieke partijen zoals Agalev in België en de PPR en PSP in Nederland erbij betrokken en ontstonden ook belangenverenigingen om burgers te mobiliseren en politici onder druk te zetten. Diverse nationale initiatieven bundelden zich in 1986 tot een Europees netwerk onder leiding van de Belg Philippe van Parijs en daar kwam jaren later (2004) het al genoemde BIEN uit voort.

Ontmaskering

De ideologische kaalslag in de jaren negentig, toen het vrije marktkapitalisme hoogtij vierde, was niet erg bevorderlijk voor grote sociale veranderingen. Met eeuwige economische groei als medicijn voor alle kwalen vloog  de wereld onbekommerd de toekomst tegemoet. Tot de ontmaskering van het financieel systeem, dat instabieler en destructiever bleek dan men ooit had gedacht.

Natuurlijk heeft de gevestigde, op onbeheersbare geldschepping gebaseerde, ‘orde’ zich in en na 2008 niet onmiddellijk gewonnen gegeven. Maar er is inmiddels wel een voedingsbodem ontstaan voor vernieuwing en daar gedijt ook het basisinkomen.

Een weg van vallen en opstaan. Enkele feiten. Drie jaar geleden publiceerde de Nederlandse journalist Rutger Bregman het boek ‘Gratis geld voor iedereen’, dat uitgroeide tot een internationale bestseller. In  2016 vond in Zwitserland een referendum plaats inzake de invoering van een landelijk basisinkomen. Het haalde niet de vereiste meerderheid, maar was wel een opsteker voor initiatieven op gemeentelijk niveau (Lausanne).

Kenia

Zo ook in Nederland, waar de laatste tijd de ene gemeente na de andere in de clinch gaat met de landelijke overheid om ruimte te krijgen voor experimenten met een OBI in plaats van bijvoorbeeld de roemruchte Bijstand. In Finland is in januari van dit jaar een landelijk experiment van start gegaan: 2000 inwoners krijgen twee jaarlang  een OBI van 560 euro per maand.  De Canadese provincie Ontario kondigde in maart een soortgelijk experiment aan in drie grote steden.

En in Kenia bestaan vergevorderde plannen voor een programma om de leden van enkele honderden dorpsgemeenschappen te voorzien van een basisinkomen, in plaats van traditionele ontwikkelingshulp.

Waar de discussie over een OBI tot concrete stappen leidt, gelden in het algemeen twee beweegredenen:  structurele werkeloosheid en een sociaal stelsel dat tekortschiet. Die twee samen zetten de bestaanszekerheid  van  een deel van de beroepsbevolking permanent onder druk, met alle ongelijkheden en gespannen verhoudingen in de totale samenleving van dien.

Morele bezwaren

De twee belangrijkste bezwaren die tot op de dag van vandaag ertegen worden aangevoerd zijn: 1) het neemt de prikkel weg om te werken en belemmert daardoor het goed functioneren van de samenleving en 2) het is onbetaalbaar.

Het laatste is het gemakkelijkst te weerleggen, omdat uit talloze berekeningen blijkt dat je er vele kostenbesparingen voor de overheid en materiële voordelen voor de betrokken burgers tegenover kunt stellen. Denk in dit verband maar aan het feit dat in alle welvarende landen al jaren bezuinigingen worden doorgevoerd, omdat de gangbare sociale voorzieningen onbetaalbaar geworden zijn.

Het eerst genoemde bezwaar heeft meer voeten in de aarde, omdat het alles te maken heeft met morele overtuigingen en zelfs met kerken en godsdiensten. Hoeveel mensen zijn er niet die menen dat alleen (betaald) werk een mens werkelijk gelukkig maakt? Of die werk beschouwen als een heilige plicht of opdracht? Daar laten ze zich moeilijk van afbrengen, tenzij de praktijk hun het tegendeel leert.

OBI in Suriname

Het OBI zou voor Suriname wel eens het ei van Columbus kunnen zijn. Om tenminste de volgende vijf redenen.

1) Het zou het begin zijn van een grondige sanering van Lanti, het alsmaar meer banen scheppende overheidsapparaat dat al jaren de jonge staat om de nek hangt als een molensteen. Het zou korte metten maken met het fenomeen spookambtenaren en bevorderen dat mensen – met dat basisinkomen al in de pocket – bewust kiezen voor bepaald  werk bij de overheid. Werk dat ook beter gedaan kan worden, omdat per ambtenaar meer middelen ter beschikking staan.

2) Het zou ook een grote stap zijn in de verzelfstandiging – dus gewoon  emancipatie – van de (volwassen) inwoners van het land. Zeker als je ervan uitgaat dat het OBI – gezien de relatief geringe bevolking en het economisch potentieel van het land – kan liggen op het niveau van het minimumloon. Dat zou trouwens een bijkomend voordeel kunnen zijn: dat die knoop – hoe hoog moet dat loon voor wat voor werk dan ook minimaal zijn – eindelijk eens wordt doorgehakt.

Voor een OBI van bijvoorbeeld ruwweg 1000 srd  zou menige burger op dit ogenblik best willen tekenen. Je hoeft niet meer constant je handje op te houden bij de staat, je familie of de eerste de beste filantroop. En het staat je volkomen vrij werk te kiezen naar je hart en behoefte: voor een baas of op eigen risico, vrijwilligerswerk, thuis klussen, mantelzorg, noem maar op.

Scheidslijnen

3) Het zou tegelijkertijd allerlei scheidslijnen in de samenleving doorbreken, die met ongelijkheid en onrechtvaardigheid te maken hebben. Niet alleen de gebruikelijke zoals tussen de seksen en etnische of culturele achtergronden. Maar vooral ook de aloude standsverschillen tussen bosbewoners en stedelingen en de hedendaagse tegenstelling tussen een onderklasse die pinaart in de informele sector en de nieuwe rijken, die even  schaamteloos als de plantagehouders van weleer hun ondergeschikten uitpersen en schijt hebben aan de rest.

4) Het zou voorts de relatie tussen de staat en de burger in gunstige zin beïnvloeden. Je kunt honderd wetten aannemen om corruptie uit te roeien, maar zolang politici zich gedragen alsof de staat hun persoonlijk eigendom is en de goegemeente haar ziel in de hemel verpand heeft, is een gezonde volkshuishouding uitgesloten. En een OBI weerspiegelt bij uitstek de notie dat er zoiets bestaat als een algemeen belang, waar iedereen mee gediend is.

Recht op arbeid

5) En de invoering van een OBI zou last but not least getuigen van een vooruitziende blik. Want als er één, vooralsnog algemeen aanvaard en gekoesterd, mensenrecht bestaat dat de laatste tijd op de tocht is komen te staan, dan is het wel het recht op (betaalde) arbeid.

Serieus te nemen trend watchers zoals de Israëlische historicus Harari voorzien binnen (letterlijk) afzienbare tijd nog meer verlies van werkgelegenheid, met name in de dienstensector.  En ook al vindt de razendsnelle technologische ontwikkeling die voor dat verlies verantwoordelijk is, elders plaats, je kunt er in een land als Suriname maar beter op voorbereid zijn.

Trouwens, een relatief vroege overschakeling op een OBI in eigen land zou wel eens kunnen uitpakken als een niet te missen concurrentievoordeel ten opzichte van andere landen. Me dunkt een geluk bij een ongeluk!

(Uit: De West, 14 november 2017)