Dat ik in Cádiz iets te zoeken had, liet zich al in een vroeg stadium aanzien. Althans toen ik eenmaal, tijdens het wikken en wegen van nieuwe bestemmingen buiten het Caribisch gebied en verder weg van de evenaar, de knoop had doorgehakt ten gunste van Spanje.
Eerst zou ik deze zomer een tussenstap zetten in het land van Rutte – al de baas toen ik nog als emigrant in Suriname moest aankomen – en vandaar, in afwachting van de aankomst van een paar kuub bezittingen in de haven van Rotterdam, Spanje opzoeken voor een doelgerichte oriëntatie. Ik was er in mijn leven heel wat keren geweest, maar had me eigenlijk nooit aan een bepaalde plaats of provincie gehecht.
Van Cádiz wist ik niet eens zéker dat ik er eerder was geweest en toch handhaafde die zich moeiteloos in mijn planning, terwijl grote jongens als Barcelona en Sevilla afvielen. Maar hoe die vork in de steel zat, openbaarde zich pas ter plaatse en toen kwam ook de hele reis op scherp te staan.
Madrid was een prima start, ook om weer de smaak te pakken te krijgen van lange reizen over land. In dit geval na de overstap in Parijs bij Irun de grens over en via Burgos het wijde binnenland in. Het weer was verrukkelijk en een extra genot om te genieten van de ruimte en rust (augustus!) in een toch wel bijzondere stad, maar om er voor langere tijd te gaan wonen, nou nee.
Dit laatste gold vervolgens ook voor Valencia. Bovendien voelde ik me daar – door een te gehaaste boeking – vier dagen lang nogal opgelaten in het huishouden zeven hoog van een Russisch-Oekraïens stel met een vijandige bakvisdochter en hele reeks huisdieren. Vandaar dat ik me in Málaga slechts twee dagen de tijd gunde en uitkeek naar Cádiz, als de pot met goud aan het eind van de regenboog.
In de tussentijd werd ik meer en meer gehinderd door de nasleep van een ongelukkige oogoperatie, begin mei in een ziekenhuis op Aruba. Op het vertrouwde en superrelaxte Bonaire kon ik daar wel min of meer mee leven en in mijn geboortestad Haarlem waar ik tijdelijk onderdak had gekregen waagde ik me zelfs op de fiets, maar de voortdurend wisselende omstandigheden in Spanje stelden veel hogere eisen aan mijn zintuigen en werkten als een duveltje dat telkens om de hoek komt kijken.
Om mijn oriëntatieplan veilig te stellen had ik mezelf ingeprent dat het medisch circuit in Nederland niet onderdeed voor het Spaanse en dat ik doordachte maatregelen om mijn gebrekkig zicht aan te pakken wel voor me uit kon schuiven. Als het meezat, zou ik twee vliegen in een klap slaan: een nieuwe woonplaats op het spoor komen èn een gunstig perspectief verwerven ten aanzien van mijn visuele handicap.
Mijn vertrouwen in Cádiz werd al kort na aankomst gehonoreerd, met de spectaculaire rit langs Torremolinos en bij Gibraltar-Algeciras de bocht om als voorspel. Op het eind van de middag: weldadig warm, één grote huiskamer, schuif maar aan. Ik had geen verwoede poging meer gedaan om van te voren iets te boeken, maar de avond viel snel en al gauw kon ik op mijn plattegrond geen woord meer spellen. Met de telefoon in de hand de weg zoeken was voor mij sowieso uitgesloten, dus ik kon slechts blind varen op incidentele blauwe gevelborden met of zonder sterren. Voordat de oeroude optie slapen op het strand me te binnen kon schieten, stond in een volkomen willekeurig straatje een zware houten voordeur open en zag ik een tweetal toeristen voor een balie staan. Ja hoor, voor mij was ook nog plaats.
De kamer was bij nader inzien nogal beperkt, maar ik had geen hele zondag nodig om te concluderen dat deze stad voor mij was bestemd. Prompt bracht mijn geheugen het vermoeden aan de oppervlakte dat het wereldberoemde cruiseschip waarmee we in 1991 ons aanstaand ouderschap vierden ook hier voor anker was gegaan en dat mijn zoon dus in deze stad had ademgehaald, als verstekeling.
Twee dagen later had ik een afspraak had met zowel een makelaar als een opticien. De een nam me mee naar een betaalbaar èn comfortabel appartement in de barrio del mentidero en de ander duidde binnen tien minuten mijn klachten zodanig dat ik me spontaan bereid verklaarde tot nader onderzoek. Ik juichte himmelhoch en formuleerde in gedachten al de blijde boodschap aan het thuisfront dat sprake was van een doorbraak.
Tot mijn eerste gesprekspartners blijk gaven van terugtrekkende bewegingen en ik nog enige koelbloedigheid kon vinden, zodat ik meer contacten legde en mezelf de nodige moeilijke vragen begon te stellen. Onder het motto wel willen maar niet kunnen. Wat dat betreft kon ik niet om het feit heen dat mijn ogen zich door mijn euforie niet in de luren lieten leggen.
In de publieke ruimte was het meer dan ooit behelpen, zo niet letterlijk in alle opzichten afzien. Genoegen moeten nemen met in nevel gehulde vertes al is er geen wolkje aan de lucht, kan een mens nog wel aan. Maar je kunt toch moeilijk bij elke stap of ontmoeting met een medemens telkens even je old school leesbril opzetten, zoals in een supermarkt of museum.
Op mijn hotelkamer was de confrontatie nog pijnlijker, omdat ik het daar ook overdag niet zonder kunstlicht kon stellen en ’s avonds slechts met veel moeite en ergernis een boek met normale bladspiegel lezen. Om over de gebruikelijke verdubbelingen en dwaalbeelden bij het televisie kijken maar te zwijgen.
In eerste instantie nam ik me voor na een week Cádiz pas op de plaats te maken en terug te keren naar Nederland. Dan kon ik praktische zaken zoals mijn verscheepte bezittingen afwikkelen en ergens in oktober de draad weer oppakken. Met een eventuele aanpassing naar aanleiding van de les van een andere makelaar dat je er als buitenlander in Cádiz heel moeilijk tussenkomt, omdat er op het schiereiland gewoon te weinig woonruimte is voor de eigen bevolking.
In tweede instantie drong tot me door dat ik er beter aan zou doen mijn verhuizing op te schorten en mijn gezichtsvermogen voorrang te verlenen. Verschafte deze reis me niet voldoende aanwijzingen dat het te veel gevraagd was de twee tegelijk tot een goed einde te brengen? Het gaat weliswaar om onvergelijkbare zaken, maar zijn per slot van rekening je eigen ogen niet meer waard dan je woonplaats?
Mijn wandeling in een nauwelijks ontwaakte stad, nu precies een week geleden, van het Hostel Canalegas aan de Christóbal Colon naar het busstation voorbij de Terminal de Cruceros had wel wat weg van een processie. De langwerpige zware rugzak met onevenredig veel papier achterop, de kleine omgekeerd voor de borst als het nooit werkelijk doorgebroken babytuigje van emanciperende vaders, zodat ik de rug kon rechten en mijn armen de ruimte geven.
Trots en verdriet voerden de boventoon. De ambivalentie van nederlaag en overwinning in een gevecht met jezelf. Treurig en onzeker, of we ooit nóg een kans zouden krijgen, Cádiz en ik. Maar toch ook de voldoening dat de reis deze wending had gekregen.
3 reacties op “Beter ten halve gekeerd”
Mooi omschreven wat deze reis met je heeft gedaan. Bewondering voor je moed en doorzettingsvermogen!
Spanje wacht op je, Theo!
Mooie tekst! Cadiz herinner ik me zelf met een tropische connectatie, klopt dat ook in jouw waarneming? Ik bekeek hiernaast je website, dat ziet er keurig verzorgd uit! Vraagt om meer!