Biesten

Al sinds de eerste acties op het Plein na de laatste verkiezingen (2015) weet ik dat de president van de republiek af en toe witte spoken ziet en zijn volk daarvoor wil waarschuwen. Maar dat wij, houders van een  Nederlands paspoort, op zijn gezag en plein public worden uitgemaakt voor beesten, is wel even wennen.

Een paar dagen geleden kwam ik daar toevallig achter. Namelijk toen ik eerst de een of andere man, verderop in de straat, vreselijk tekeer hoorde gaan en even later de slepende stem van de president door de buurt galmde. Althans dat dacht ik. En aangezien tegen die laatste man eerder in de week een onvoorwaardelijke celstraf van twintig jaar was geëist, zette ik mijn radio aan.

Maar toen ik eenmaal de betrokken zender gevonden had, werd me al gauw duidelijk dat het ging om de perschef van de president. Die kende ik wel van diens eigen televisieprogramma. De twee stemmen lijken nogal op elkaar, al kan de een beter zingen dan de ander.

Terwijl de president bij voorkeur put uit het repertoire van Bob Marley, wanneer zijn toehoorders hun aandacht dreigen te verliezen, hief his master’s voice deze keer op de radio We shall overcome aan. En gaf hij aan de tekst een eigen draai met: “We’re not afraid today”. Maar mijn kwartje viel pas, toen hij eenmaal Roy Elgin de mantel uitveegde. (Die had in het strafproces, als auditeur-militair, de president veroordeeld.)

Onderdeel van de tirade was een ‘analyse’ van wie, op de achtergrond, voor de veroordeling verantwoordelijk waren. Met het platste accent dat hij in huis had, maakte hij gewag van ‘Niederlaand’ dat altijd al de ontwikkeling van Suriname had gesaboteerd en van de Nederlanders als ‘biesten’. En handlangers onder de Surinaamse bevolking – verraders waren dat – moesten  met harde hand worden ‘gecorrigeerd’.

“O, dat is de radiozender van Limbo, luister je daarnaar?” krijg je dan om je heen te horen. Ja, ik luister daarnaar, omdat anderen daarnaar luisteren. En niet alleen, omdat ze dat vermakelijk of verwerpelijk vinden. Waarom vond die buurman anders dat iedereen het moest horen?

Dit doet me denken aan de populaire collega, die op een paar meter afstand dwars door me heen keek in plaats van een praatje te beginnen. “Zo is hij nu eenmaal: een echte nationalist,” werd me later uitgelegd, toen ik een bekende vroeg wie dat geweest kon zijn. Alsof nationalisme een geldig excuus is voor racisme.

Moet ik soms al blij zijn, als iemand – in de informele sfeer – wil toegeven dat hier  op allerlei manieren sprake is van discriminatie? De norm is en blijft  ontkenning: wij zijn met onze harmonieuze samenleving een voorbeeld voor de rest van de wereld, punt uit.

En dan maar voor lief nemen dat we heimelijk, als bevolkingsgroep, worden gehaat of dat bepaalde opinieleiders hun uiterste best doen om ons gehaat te maken? Bijvoorbeeld omdat ‘onze’ voorvaderen zich in het verleden schuldig hebben gemaakt aan mensenhandel en slavernij. Of omdat landgenoten van ons dit overzees gebiedsdeel in 1975  afdankten, teneinde een stelletje onbesuisde profiteurs tevreden te stellen. Of omdat meer hedendaagse dragers van het zo gewilde paspoort onder een hoedje spelen met de lokale krijgsheren, die van het land een puinhoop hebben gemaakt.

Of – doodgewoon – omdat ons niet in dank wordt afgenomen dat we ons presenteren met bepaalde kennis, ervaring, waarden en ideeën, energie, empathie, geld en wat al niet meer, waar het land zijn voordeel mee zou kunnen doen.