Diaspora, slaap zacht!

Hoe diep moet een staat gezonken zijn om verzet op te roepen in de diaspora die zich met hem verbonden voelt?

Daar valt in het algemeen geen peil op te trekken. Er zijn te veel variabelen in het spel, aan beide kanten. Eén factor is de afgelopen decennia in ieder geval steeds belangrijker geworden: de mogelijkheden om met elkaar te communiceren en samen te werken. Al kan ook die factor heel verschillend uitpakken,  naar gelang de mate waarin er gebruik van wordt gemaakt.

Om dan maar met de deur in huis te vallen: de huidige president van Suriname hoeft zich geen zorgen te maken over georganiseerd verzet in de Surinaamse diaspora tegen zijn bewind. En dan heb ik het over de ‘personen van Surinaamse afkomst’ (PSA),  die hier zonder werkvergunning of visum welkom zijn en kunnen doen wat ze willen. In Nederland alleen al gaat het om, naar schattingen in de toerismesector, maar liefst 350.000 mensen.

De Surinamers die in de jaren zeventig en tachtig om politieke redenen, dat wil zeggen met het idee dat ze nog wel eens terug zouden willen, hun land  ontvluchtten, zijn aan het uitsterven. Verreweg de meeste zijn nooit geremigreerd en naarmate ze hun draai aan de overkant vonden, verzwakte hun politiek engagement met de jonge zelfstandige staat.

Zo had de psycholoog en polemist Julian With, die hier onlangs weer even aan de weg timmerde, veel weg van de ‘laatste der mohikanen’. Want wie anders  van dat kaliber hebben we op bezoek gehad sinds  de laatste verkiezingen? Ja, Sandew Hira, een notoir dwaallicht dat zich niet zo gauw laat afstoppen. Maar die heeft langzamerhand zijn laatste krediet als salonrevolutionair in de diaspora wel verspeeld. En hoe lang Theo Para  zijn lessen op afstand inzake de rechtsstaat nog zal volhouden…

Nee, de diaspora-op-leeftijd gelooft het wel in de huidige ‘precaire situatie’. Afgezien van een plichtmatig postpakket, een incidentele geldovermaking of desnoods, als de SLM een aanbieding heeft, een kort familiebezoek. Hoe harder de achtergebleven familie en vrienden klagen, hoe minder willig het oor aan gene zijde. With gaf zijn eerste dikke bloemlezing niet voor niets de titel mee: ‘Het komt nooit meer goed” (2011).

En de jongeren? Het is algemeen bekend dat die vaak gemakkelijker hun plek hebben gevonden in de Nederlandse samenleving dan leeftijdgenoten in menige diaspora van andere staten. Al willen sommige nostalgische ouders, tantes en ooms dat liever niet weten. Dat zijn dan met name degenen die een flinke tik hebben meegekregen van de Amerikaanse rassenleer, volgens welke de mensheid slechts twee kleuren kent, en die daarmee de laatste jaren heel wat niets vermoedende medeburgers het bloed onder de nagels vandaan hebben gehaald. En toevallig ook de mensen die niet willen weten dat Wilders met zijn partij al jaren hoog scoort in de Surinaamse diaspora.

Hoofdzaak is dat van de meeste jonge PSA de staat Suriname nog veel verder af staat dan van de oudere. Ze gaan heus nog wel eens naar het Kwakoe-festival en ze bewonderen de deelnemers aan een Sranantongo-dictee, die tenminste weten dat je kwakoe met een u moet schrijven. Maar verder hebben ze wel wat anders aan hun hoofd dan de politiek aan deze kant van de oceaan.

Zelfs de yuppen die graag een brug willen slaan tussen de twee landen, mijden die als de pest. Zo liet de managing director van ApuraNetworks begin juni in Business News nog weten dat we de huidige Surinaamse overheid beslist niet moeten vereenzelvigen met ‘Suriname’ en andersom. We moesten volgens hem vooral trouw blijven aan ‘het Surinamegevoel van intermenselijk contact, dat ons verbindt wereldwijd’.

Asjeblieft!

Daar hoeft Limbo, met de grootste en duurste agitpropmachine die in de republiek ooit is opgetuigd, niet eens aan te pas te komen. De diaspóra ligt – al ver vóór 2020 – te spinnen aan zijn voeten.