Er zijn tal van kerken en godsdiensten die zich over de hele wereld hebben verspreid en die kunnen bogen op grote aantallen aanhangers. Maar als het hoofdkenmerk van een godsdienst is dat mensen buiten zichzelf een toeverlaat zoeken en met name Antwoord willen op hun bestaansvragen en -problemen, dan steekt er een met kop en schouders boven alle andere uit: het geloof in oneindige en absolute economische groei.
Hoe is dat zo gekomen? En hoe slim, nodig of vermijdelijk is dat geloof eigenlijk in deze tijd? Kun je je daar ook tegen keren of kun je het uit je hoofd zetten, zoals in het geval van andere godsdiensten?
Je hoeft maar naar willekeurige politieke leiders te luisteren of gewoon in het dagelijks sociaal verkeer je oren en ogen open te houden: constant wordt van de daken geschreeuwd dat we me z’n allen moeten groeien, want stilstaan is geen optie. Hoe meer hoe beter. Maar zo is het niet altijd geweest.
Langzaam proces
In lang vervlogen tijden, toen mensen nog in kleine verbanden leefden als jagers en verzamelaars en zich vervolgens voor het merendeel ergens vestigden om landbouw en veeteelt te bedrijven, kortom zich primair bekommerden om de eigen behoeften aan voedsel en onderdak, was groei een zeer langzaam proces. Dat kon plotseling verstoord of ongedaan gemaakt kon worden, zoals de meeste systemen in de natuur. Maar de productiegroei hield doorgaans gelijke tred met de bevolkingsgroei en als de grootte van de bevolking inzakte door natuurrampen of menselijk geweld, daalde de productie navenant.
Dat beeld veranderde, naarmate binnen de gemeenschappen van mensen meer arbeidsverdeling ontstond, gemeenschappen met elkaar in contact traden, handel gingen drijven en er ruilmiddelen werden bedacht om de interactie te vergemakkelijken.
De uitbreiding van afzonderlijke volkshuishoudingen en het ontstaan van een soort internationale volkshuishouding avant la lettre had ook alles te maken met de manier waarop mensen in het leven stonden en met name het vertrouwen waarmee ze de toekomst tegemoetzagen. En dan komen we al dicht bij het fenomeen krediet, als een typisch economische uiting van vertrouwen.
Kapitalisme
Krediet is een tijdelijke overdracht van geldmiddelen en daarmee koopkracht. Wie een deel van zijn middelen kan missen (de crediteur), stelt dat – onder bepaalde voorwaarden – ter beschikking aan een ander (de debiteur), die daarmee zichzelf in leven kan houden of activiteiten kan ontplooien waarvoor hij zelf niet de nodige middelen heeft. Kernpunt is dat het krediet wordt terugbetaald en dat beide partijen er beter van worden.
En om dan meteen maar een sprongetje te maken: die zogenaamde win-winsituatie is het belangrijkste motief en het krediet de stuwende kracht in wat je met één woord kunt bestempelen als het kapitalisme. Vervolgens kun je dan nog een onderscheid maken tussen privaat kapitalisme en staatskapitalisme, maar dat is hier niet zo relevant. Als het om geloof in economische groei gaat, doen bijvoorbeeld Chinese staatsondernemingen niet onder voor westerse multinationals. Integendeel.
Moderniteit
Naast het woord kapitalisme is het woord ‘moderniteit’ in dit verband een kernbegrip. In het algemeen wordt daarmee verwezen naar twee historische processen, die zich in de 18e en 19e hebben afgespeeld in West-Europa: de Verlichting en de Industriële Revolutie.
De Verlichting is de benaming van een stroming in de kring van filosofen en rechtsgeleerden met als belangrijkste kenmerk dat de invloed van de traditionele godsdiensten werd teruggedrongen en de individuele mens met zijn ratio, rechten en vrijheden vooropgesteld.
De Industriële Revolutie, waarin Engeland optrad als koploper, werd gekenmerkt door een onstuitbare reeks technische en technologische vernieuwingen, die de hele samenleving op haar kop zette.
In de wisselwerking van deze twee ligt de bakermat van het geloof in economische groei, allereerst als mogelijkheid maar op den duur ook als voorwaarde om wat voor problemen in de wereld dan ook op te lossen.
Dat geloof was ook een wezenlijk onderdeel van de overheersingsdrang, waarmee met name zeevarende Europese naties in de 19e en 20ste eeuw talloze andere delen van de wereld aan zich onderwierpen. Met als resultaat bijvoorbeeld – en dan zitten we meteen in deze tijd – dat in Singapore de salarissen van de leden van de regering gekoppeld zijn aan de groei (of de eventuele, uiteraard koste wat kost te vermijden, daling) van het Bruto Binnenlands Product (BBP).
Geen alternatief
Het spreekt vanzelf dat er sinds de Verlichting in de wereld heel wat gebeurd en veranderd is. Des te opvallender is het dat vele denkbeelden over economie van de denkers van toen tamelijk ongeschonden al die tijd hebben doorstaan. Sterker nog: toen in de jaren tachtig van de afgeholpen eeuw de Koude Oorlog ten einde liep en, uiteindelijk, vrijwel overal het communisme de geest gaf, kreeg het aloude kapitalisme een doorstart waar niemand van terug had. De geschiedenis was zogenaamd voltooid, want alles wees erop dat er geen alternatief bestond voor het kapitalisme.
Inmiddels is de wereld van een koude kermis thuisgekomen. De weeffouten die het kapitalisme altijd al hadden aangekleefd, kwamen als een boemerang terug. En die betroffen vooral de functie van geld, kapitaal, krediet en dus ook de berekeningen van winst en verlies, kortom de perceptie van groei en vooruitgang.
De twee meest omvattende problemen waarmee het kapitalisme de wereld de laatste tijd heeft opgezadeld, zijn ongelijkheid – zowel binnen staten als tussen staten – en de uitputting van de aarde als onze belangrijkste bron van leven. Terwijl tegelijkertijd de totale omvang van productie en consumptie – conform het groeidictaat – voortdurend is toegenomen en de wereld – denk aan de voortdurende geldschepping in de particuliere sector – bulkt van de financiële middelen. Blijkbaar zijn er problemen die niet door geld en groei zijn op te lossen.
Free goods
Inderdaad, er klopt iets niet. Bepaalde kosten van al die groei, met name sociale en ecologische, worden niet in geld uitgedrukt en dus niet verrekend. Of, gemakshalve, op de lange baan geschoven. Heel duidelijk is het voorbeeld van de intrinsieke waarden van schoon water, niet vervuilde lucht en ongerepte grond. In de klassieke liberale theorieën met betrekking tot de vrije markt worden dat free goods genoemd ofwel: er zit geen prijskaartje aan vast. Die nalatigheid speelt ons nog steeds parten en dan is de klimaatverandering slechts het topje van de ijsberg.
Al met al zijn de wereldwijd gangbare berekeningen van economische groei geen adequate afspiegeling van de veranderingen in de samenleving. Ze zijn eerder een instrument voor overheden, bedrijven en andere actoren om zowel markten als politieke processen (verkiezingen bijv.) naar hun hand te zetten. Daarom doen ze er ook alles aan om te voorkomen dat het geloof in het alles oplossend vermogen van ‘groei’ op losse schroeven komt te staan.
Wake-upcalls
Het rapport De grenzen aan de groei (1972) van de Club van Rome was voor vele mensen, overal in de wereld, een wake-upcall. Dat er iets niet deugde met die godsdienst. En dan vooral op het vlak van de miskenning van ecologische effecten. Daar is sindsdien het meest bereikt, althans wat de verzameling van bewijsmateriaal en de bewustwording van mensen betreft.
Maar beleidsmakers, economen, bankdirecteuren en zo voort gaven zich niet zo gauw gewonnen. En de overwinningsroes in het Westen na de val van de muur werkte natuurlijk niet mee om nieuwe ideeën omtrent het functioneren van de economie en de hervorming van het geldwezen ingang te doen vinden. Dus nieuwe lessen werden op een laag pitje gezet en per saldo ging de wereld op de oude voet verder. Tot de wake-upcall van 2008.
De kredietcrisis die toen in de Verenigde Staten uitbrak was de ernstigste economische crisis sinds de Grote Depressie (1929 e.v.) Het ene land heeft zich daar sneller van hersteld dan het andere, maar nooit eerder heeft juist de financiële sector zich hiermee zo negatief te kijk gezet. Met gevolgen die nog altijd doorwerken en niet alleen in The Wolf of Wall Street met Leonardo Di Caprio in de rol van zijn leven (2012).
Toneelstuk
Opmerkelijk dat het debat over de oorzaken en de vereiste hervormingen zich inmiddels heeft uitgebreid tot ver buiten de kring van politici en economen. Zo is langzamerhand sprake van een wereldwijde opstand in het economie-onderwijs, voor zover docenten zich daar vastklampen aan oude theorieën en vermeende economische wetten. En in Nederland ontstond uit het toneelstuk Door de bank genomen een burgerinitiatief, dat met meer dan 100.000 adhesiebetuigingen een debat afdwong in de Tweede Kamer (2016).
Daarbij is de inzet een radicaal andere economie, waar niet ongebreidelde geldschepping en winstmaximalisatie de toon aangeven maar waarden als verbondenheid met de natuur en bestaanszekerheid.
In Suriname is van dergelijke zaken niet veel te merken. De invisible hand van Adam Smith is nog overal voelbaar. Zoals de afgelopen week de voorzitter van de economistenvereniging nog liet blijken tijdens de viering van het 45-jarig bestaan met de nodige riedels over vooruitgang en ‘het land weer op het pad van groei krijgen’. Onmiskenbaar een true-believer.
Mammon
Het zou al heel wat zijn, als hier de discussie over duurzaamheid eens een beetje gezuiverd werd van ruis en gebakken lucht. Jan en alleman voelt zich geroepen om de duurzame ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties te omarmen. Maar niemand vraagt zich af, of dat streven wel te rijmen valt met de eigen volkshuishouding en – dat vooral – het heersend geldsysteem.
Waarschijnlijk is voor dat laatste een heel ander geloof nodig, namelijk het geloof dat je werkelijk het heft in eigen hand kunt nemen in plaats van je oren te laten hangen naar de hocus pocus van een minister van financiën. Tja, als je eenmaal gewend bent van de ene crisis in de andere te belanden… In een land van goedgelovigen heeft de mammon vrij spel.
(Uit: De West, 24 oktober 2017)