In menig land waar de coronacrisis de afgelopen maanden was uitgebroken zijn stemmen opgegaan over de helende werking van kunst in tijden van beproeving. Deels om te zorgen dat politici die plotseling geld te veel hadden kunst en cultuur niet zouden overslaan, deels om kunstenaars aan te moedigen hun werk op de een of andere manier voort te zetten. Zo ontstond in Nederland bijvoorbeeld het idee van troosttv.
In deze uithoek van het Koninkrijk kunnen we ook best wat troost gebruiken, want voor een lock-down of quarantaine meer of minder draait men hier zijn hand niet om. Maar de pakketjes die ons van de Overkant bereikten blonken vooral uit in zelfbeklag en chauvinisme, dus verveelden al gauw. Eigenlijk heb ik me maar één keer wezenlijk getroost gevoeld. Zonder een expliciete verwijzing van de betrokkenen naar de crisis. Ik moet, hoe dan ook, dat verband zelf hebben gelegd.
Het was een zondag en ik probeerde nog even, voor het avondeten, iets op te vangen van Mondo, een nieuw televisieprogramma over kunst dat dit seizoen ook op BVN te zien was en vooral in literaire kring de wind van voren had gekregen. De gehekelde presentator had voor het eerst een ‘gastcurator’ aangetrokken, de acteur Hans Kesting, om de andere gasten te kiezen. Voor mij onbekende namen…
Zijn tweede gast was Gil Gomes Leal, danser. Een rijzige gestalte in een lichtgrijze lange jas, strakke broek en hoge schoenen in dezelfde tint en een grasgroen ondershirt. Kort blond kroeshaar, een wijd open gezicht met slechts enkele piercings, maar wel in de oorlellen geklonken ringen waar je doorheen kon kijken. Hij beaamde – in het Nederlands met, af en toe, een Rotterdams accent – wat zijn twee toeschouwers in de studio over hem wisten te vertellen en lachte zijn zenuwen weg.
Ik was verkocht vanaf het allereerste moment. Hij kroop in mij en ik in hem. Hoe oud was ik destijds, zes of zeven? Ik zou ook danser worden, naar het voorbeeld van een grote vrouw met zwart haar en een gulle mond die soleerde bij het Scapino Ballet. Mijn broertje en ik zaten bij haar op gymles en we mochten, als bruidsjonker, quatre-mains spelen toen ze trouwde.
Toen hij, de danser, ten slotte werd uitgenodigd te laten zien wat hij als ‘cadeautje’ speciaal voor Kesting had meegenomen, voelde ik zijn opluchting. Hij stond op, liep om de tafel heen en kromp vlak voor me op de kale vloer in elkaar. Een termietenheuvel op een Afrikaanse steppe, die bij het eerste getokkel van Ayub Ogada met zijn lied Kothbiro tot leven kwam. De herder die zijn vee opriep om voor zonsondergang terug te keren naar de veilige kraal. De dieren die het grazen staakten en aan zijn oproep gehoor gaven, een stofwolk achter zich latend. De warme geur van mest en houtskool kwam ons tegemoet.
Dans en muziek vloeiden in elkaar over, als een harmonieus paar waarvan nu eens de een dan weer de ander de leiding neemt. Een beeldverhaal dat de woorden van de tekstdichter en de tonen van de componist kracht bijzette en ook op zichzelf een lust voor het oog. Bij vlagen viel de danser samen met de zanger, omdat hij de tekst in zijn mimiek meezong. Maar dat was zo ongeveer de laatste gedachte die bij me opkwam, want de tranen kwamen vanzelf en waren niet te stuiten.
Natuurlijk wilde ik, naderhand, meer weten. In de loop der jaren wapen je je als gewoon mens tegen van alles en nog wat. Om niet te zeggen raak je behoorlijk afgestompt. Dus als een onbekende gast van nog geen dertig opeens en van heel ver weg daar dwars doorheen breekt, gebeurt er iets bijzonders.
Het Rotterdams accent bleek te kloppen. Hij groeide op, als kind van Kaapverdische immigranten, in het Spangen van de jaren negentig. Dichtgespijkerde huizen, spuiten in het portiek en weinig gezelligheid op straat. Al vroeg, via hiphop en breakdance, in de ban geraakt van dansen als uitdrukkingsmiddel, maar thuis systematisch gedwarsboomd tot mishandeling aan toe.
Een psychose van een week in 2013 zette hem op een ander spoor, maar pas nádat hij tijdens het kampioenschap van Juste Debout in Parijs de wereldtop had gehaald en daar, merkte hij, niet gelukkiger van werd. Zoals dansen hem eerder, als kind, had gered, zo zocht hij opnieuw – bewuster dan ooit – in die passie zijn toevlucht.
Hij schoolde zich bij in Utrecht, richtte een eigen gezelschap op, Amenti, waarvan het afgelopen jaar de voorstelling Ayahuasca in première ging, en bereikte als Gil The Grid in 2017 via een golden ticket de finale van Holland’s Got Talent. Zijn ideeën over ‘de natuurlijke bewegingen’ van het menselijk lichaam in de ‘lagen’ aarde, water, vuur, lucht en licht draagt hij niet alleen uit als podiumkunstenaar, maar ook als coach en docent. Overal waar mensen dieper willen doordringen in de verwevenheid van lichaam en geest en de confrontatie met zichzelf aangaan.
Eén reactie op “Gil The Grid”
Wat een schitterende en ontroerende tekst op top-niveau!