Eindelijk is er in Nederland weer een beweging ontstaan, die tegemoet komt aan de drang der generaties de wereld telkens weer opnieuw uit te vinden. Met name de millennials (geboren tussen 1981 en 1996) waren aan de beurt en het scheelde niet veel, of zij waren ook als ‘verloren generatie’ de geschiedenis ingegaan. Maar hun tij is tijdig gekeerd, door een samenloop van omstandigheden.
De Heilige graal die ze – naar goed middeleeuws gebruik – dan toch gevonden lijken te hebben is een wereld zonder racisme. Twee cruciale omstandigheden waren de pandemie van het coronavirus en de dood door politiegeweld van de Afro-Amerikaan George Floyd in Minneapolis. De ene leidde ook in Nederland tot grote sociale onrust en de andere tot een nieuwe impuls voor de black-lives-matterbeweging in en buiten de Verenigde Staten (VS).
De omstreden demonstratie van Kick Out Zwarte Piet op de Dam in de hoofdstad, op 1 juni, in Amsterdam gaf de aanzet tot meer demo’s, ook in kleinere steden, en in de media was racisme dagen lang trending topic. Menigeen sprak daarbij van verwachtingen die nooit waren ingelost en doordravers zagen het magisch doel snel dichterbij komen.
Dat mensen onderscheid maken tussen zichzelf en andere mensen lijkt mij eigen aan de evolutie, waarin talloze biologische soorten een strijd om het bestaan voeren. ‘Racisme’ doemt in dat onderscheid op, zodra een huidskleur of ras wordt opgevoerd om de betrokken persoon te diskwalificeren, ongeacht diens andere kenmerken.
Gelukkig heb ik van mijn ouders een principieel respect voor medemensen meegekregen, tegelijk met het uitgangspunt dat je mensen niet over één kam mag scheren. Wat dit laatste betreft kreeg ik er ook – voor de rest van mijn leven – de opdracht bij dat het ook gold voor Duitsers.
Vervolgens heb ik vele jaren de uiterlijke verschillen tussen mensen min of meer als gegeven beschouwd. Sommige leerde ik in mijn dagelijks leven goed kennen, andere – zoals al wat met Afrika te maken had – bleven veeleer een abstractie. Tót mijn eerste bezoek aan de VS, in de zomer van 1969.
Binnen 24 uur na aankomst werd ik al meegenomen naar Harlem… Geen enkele reis in mijn leven (op één na) heeft zoveel indruk op me gemaakt en niet in de laatste plaats omdat ik voor het eerst tot in mijn botten heb gevoeld wat rassenhaat is. Te weten een ziekte die voortvloeit uit racisme, de drager weerhoudt van normaal contact met medemensen en een samenleving ontwricht, naarmate meer leden ermee worden besmet.
Internationale betrekkingen waren al mijn hoofdstudie, maar door de confrontatie met de rassentegenstellingen in de VS kreeg Afrika met zijn hang naar onafhankelijkheid en vernieuwing een meer prominente plaats in mijn blik op de wereld. Met als gevolg dat ik eind 1972, na mijn studie, in Dar es Salaam ging werken als correspondent. Waar trouwens, meteen in het begin, die haat me me nog één keer aanvloog. In de plaatselijke YMCA, toen mij een kamer was toebedeeld naast een Afro-Amerikaans stel en ik meende me aan hen te mogen of moeten voorstellen. Als ogen konden doden…
Dat is evenwel in mijn eerste Afrikaanse jaren een uitzondering geweest en gebleven. Het was even wennen, voor langere tijd tot een etnische minderheid te behoren, en natuurlijk werd ik van tijd tijd ook over één kam geschoren. Maar in het algemeen was de leerschool perfect, te meer omdat ik voor mijn werk ook vaak in andere landen moest zijn en de grote verscheidenheid binnen het continent meemaakte.
Zo leerde ik bijvoorbeeld dat je ervaringen met kolonisering en onderdrukking en wat dat doet met betrokkenen, aan beide kanten van de streep, niet te gauw met elkaar moet vergelijken. In de geschiedenis van de mensheid hebben constant volken en bevolkingsgroepen elkaar naar het leven gestaan. Om tal van redenen, dus om die begrijpen en herhaling te voorkomen kun je nooit diep genoeg graven.
Vandaar dat de deels ondoordachte deels opzettelijke manier waarop het Amerikaans discours inzake ras- en kleurverschil op de Nederlandse samenleving – en de rest van Europa – wordt geplakt, me tegen de borst stuit. Zeker, Europa is direct en intensief bij de trans-Atlantische slavenhandel betrokken geweest, maar van tot slaaf gemaakte en tot arbeid gedwongen Afrikanen is dáár in die periode of later geen sprake geweest.
In tegenstelling tot de VS, waar slavernij van inheemsen en Afrikanen van meet af aan erbij hoorde en discriminatie in vele staten tot diep in de 20ste eeuw ook juridisch vastlag. Met een nasleep tot op de dag van vandaag. En daartoe reken ik nadrukkelijk de tweedeling op grond van de one-drop rule, die – mèt de latere Amerikanisering – ook buiten de VS in zwang is geraakt.
De rule was in eerste instantie een sociaal beginsel van Europese landverhuizers in de VS teneinde het eigen ras zo zuiver mogelijk te houden: één druppel black blood was voldoende om iemand als niet-blank en negro te bestempelen. Jaren later hebben Afro-Amerikaanse strijders voor burgerrechten er eveneens gebruik van gemaakt, om de eigen machtsbasis te versterken. En in deze tijd speelt hij opnieuw een rol, voor zover activisten het predicaat ‘zwart’ toepassen op ‘mensen met een kleurtje’, die niets met Afrika laat staan slavernij uitstaande hebben.
De emotionele weerklank die de black-lives-matterbeweging de afgelopen weken in Nederland kreeg, is niet eenvoudig te duiden. Drie factoren wil ik in dit verband naar voren halen: groeiend zelfbewustzijn onder jongeren met Caribische voorouders, het succes van de multiculturele samenleving en de ideologische kaalslag na afloop van de Koude Oorlog (1945-1991).
Diaspora’s zijn vanouds de kraamkamer van zowel idealen als frustraties. Nog geen tien jaar geleden raakte een groep Nederlandse jongeren met Surinaamse roots geïnteresseerd in de geschriften die hun ouders de afgelopen eeuw hadden geïnspireerd. Zouden die hun in deze tijd nog van pas kunnen komen?
Het eerste resultaat was een man met een bord tijdens een nationale intocht van Sinterklaas: “Zwarte Piet is Racisme”. Zes jaar later al gewaagde Sandew Hira, die in die tijd nog hand- en spandiensten verrichtte voor de Surinaamse president Bouterse, van ‘een nieuwe sociale beweging tegen racisme’.
Hira verklaarde in een artikel dat de Nederlandse politie ‘beslist harder optreedt tegen activisten van kleur dan witte activisten’ en verschafte in één moeite door een strategie om het zo tolerante Nederland aan de internationale schandpaal te nagelen. (Zie zijn ‘Zes jaar strijd tegen Zwarte Piet’, 2017.) De boodschap is niet in dorre aarde gevallen en de recente brief van Jesse Jackson aan premier Rutte was een schoolvoorbeeld van de kuddegeest in deze arena.
Ondertussen heeft de multiculturele samenleving ook in Nederland grote stappen gezet. Zulke grote dat je van een succesverhaal mag spreken. Grote steden wedijveren in aantallen nationaliteiten, gemengde huwelijken, moskeeën en feestmarkten. En voorlopig blíjven arbeidsmigranten, gelukzoekers en vluchtelingen, met of zonder kinderen, zich verdringen om een bijdrage te leveren aan het meest welvarende tevens decadente Nederland aller tijden.
Natuurlijk verloopt dat niet zonder slag of stoot, moet je spreken over losers en achterblijvers, ligt de dreiging van rechts- en andere ongelijkheid op de loer en houdt de emancipatie van minderheden als collectieve opgave nooit op. Dat was ook goed te zien op al die pleinen waar werd gedemonstreerd door anonieme landgenoten met mondkapjes, anderhalve meter van elkaar, die een fataal politie-optreden in de VS betrokken op hun eigen gekwetste ego. Of was die golf verontwaardiging vooral ingegeven door de behoefte om anderszins viraal te gaan en het verafschuwde covid-19 een dikke middelvinger te laten zien?
Ten slotte het failliet van de grote seculiere ideologieën, die twee eeuwen lang met wisselend succes mensenmassa’s hadden uitgelegd hoe de wereld in elkaar stak en hoe je orde in de chaos kon scheppen. Het communisme, als lange tijd de meest spraakmakende en effectieve, werd teruggedrongen tot in enkele uithoeken van de aarde. De VS kraaide victorie als kampioen van de vrijemarkteconomie en met globalization als leus namen durfkapitalisten de mensheid op sleeptouw, zoals in de beginfase van het kapitalisme ontdekkingsreizigers de toon aangaven.
Omstreeks de millenniumwisseling hebben nog groepjes ‘anti-globalisten’ geprobeerd – met ‘fundamentele mensenrechten’ bij de hand – internationale solidariteit nieuw leven in te blazen. Maar de overmacht was te groot en sindsdien is het droevig gesteld met baanbrekende grote plannen en ideeën, die een uitweg bieden uit problemen die ons allen aangaan.
Een van de gevolgen lijkt mij dat ‘identiteitspolitiek’ steeds meer wind in de zeilen gekregen heeft. Al is waarschijnlijk ook het omgekeerde waar, dat nieuwkomers met identiteit als focus het politieke debat en de praktijk hebben veranderd. In ieder geval is het etaleren van individueel leed een nationale sport geworden en hoe groter de massa’s mensen die dankzij gretige media volschieten, hoe harder ook politici beginnen te piepen.
Zo is in snel tempo het woord racisme een goede aanjager geworden: iedereen is ertegen, dus je kunt gerust ongelijke behandeling door de overheid, gevoelens van meer- of minderwaardigheid, stagediscriminatie en apengeluiden op één hoop gooien, het is altijd wel ergens tegen het zere been. De nieuwe sociale beweging tegen racisme is in mijn ogen dan ook vooralsnog een wassen neus. Kan een héle generatie werkelijk niets beters verzinnen dan een simpel binair classificatiesysteem, uit een land waar slavernij tot een burgeroorlog leidde?
Racisme is niet iets dat je domweg naar eigen smaak en in je eigen voordeel kunt modelleren en monopoliseren. Zoals de activisten het doen voorkomen, die het land waar ze wonen en waar ze de vruchten van plukken in het buitenland als racistisch te kijk zetten, terwijl ze het zelfde euvel anno 2020 in switi Sranan of op de zonnige eilanden van hun voorvaderen de rug toekeren.
Het is op de keper beschouwd een vorm van discriminatie, die ligt opgesloten in de fundamenteel ongelijke ontwikkeling binnen de huidige wereldgemeenschap. Als je dan je aandacht en inzet beperkt tot je eigen kleine onvrede, in een nota bene niet toevallig stinkend rijk land, wil je niet weten wat mensen elders in de wereld overkomt of willens en wetens wordt aangedaan. Doffe ellende ja, maar niet jouw pakkie an!
Laat mij dan maar hopen dat een volgende generatie zo spoedig mogelijk afrekent met deze blikvernauwing en het algemeen belang van een ontredderde mensheid en een ernstig beschadigde planeet weer in het vizier krijgt.
Eén reactie op “Heilige graal”
Mooi Uw gevoelens verhaald.
Ikzelf heb als bakra ook min of meer dit mogen voelen, doordat ik veel optrok met Surinaamse vrienden uit mijn TRIS tijd (CC 66-2), en door andere witmangs daardoor werd uitgescholden als “knakker”. ook werd ik door andere Nederlanders er op aangesproken, ik moest me bij de blanke clup die in “het Park” gehuisvest was, waar nu het Parlement (DNA) gebruik van maakt. Dit weigerde ik, waarna men zei dat ik de blanken die toendertijd nog in aanzien waren door de doorsnee Surinamer, verlaagde. Zelfs een Hindoestaan waar ik net twee weken in zijn winkel werkte, en waar soms Creoolse vrienden me kwamen groeten, zei me, dat ik hen moest zeggen om niet meer binnen te komen, want het beschadigde zijn winkel reputatie. Daarop vroeg ik of hij meende wat hij zei. Ja zei hij, en als je je er niet aan houd wil ik je hier niet meer hebben. Nou zei ik, dan ben ik nu weg want dit neem ik niet. Ik ben voor die 2 weken niet meer uitbetaald, maar dat hinderde me niet. Ben enkele dagen later via de Directeur (de Hr. Zeeman) aangenomen bij Houtbedrijf “Bruinzeel” en ging werken op hun emplacement “Tibiti moffo”. De baas daar was ook weer een oude koloniaal (Opa Hübner) die 40 jaar in Indonesië opzichter van een grote tabaks-plantage was geweest. Dat was ook wel te merken (1972 ’73), het 1e wat hij me zei, was dat ik in zijn Bruinzeel-woning mocht komen, maar als een van de Surinaamse medewerkers een voet op zijn trap durfde te zetten direct ontslag volgde. Ben jan 1974 op Moengo bij Suralco als Industrial & House Painting Foreman aangesteld welke groep uit 23 personen bestond. na plus minus 10 jaar werd me gevraagd om de afdeling River Maintenans onder mijn hoede te nemen. Heb hier ook wat ik in m’n vorige functie had geleerd, zet nooit een groepje op een job bestaande uit alleen Javanen, Creolen of zo. Als er iets gebeurd wat niet door de beugel kan, zal men elkaar niet verraden,wat wel gebeurd als je een gemengde groep hebt. Heb zeer prettig daar met hen gewerkt tot sept 1988. Het werd toen te veel voor mijn gezin met de situatie van de binnenlandse oorlog.