Hoe soeverein kun je zijn

 

Zelden heb ik zo sterk het gevoel gehad dat ik werd teruggezet in de tijd als toen ik op 22 mei van dit jaar een bezoek bracht aan het kantoor van de actiegroep Nos Kier Boneiru Bek (NKBB, Geef ons Bonaire terug) in Kralendijk. Ik kende het van buiten maar al te goed vanwege de vlaggen en leuzen en de nabije rotonde met de van ver zichtbare kerk, maar toen ik die ochtend voor het eerst binnen was en luisterde naar James Finies en Davika Bissessar-Shaw, was ik opeens weer de verslaggever die in het begin van 1973 zijn weg zocht in de Afrikaanse havenstad Dar es Salaam. 

Dat was namelijk in die tijd hét toevluchtsoord van de bevrijdingsbewegingen die nog vochten voor onafhankelijkheid in de grote Portugese koloniën en afschaffing van de apartheid in Rhodesië en Zuid-Afrika. De muren vol krantenknipsels, de foto’s van historische gebeurtenissen en beroemdheden, de bevlogen getuigenissen: alles in dit kantoor ademde het onrecht van het kolonialisme en de roep om solidariteit, waar ik destijds zo vol van was. 

Geen wonder dat ik gevoelsmatig partij koos en besloot me zo onbevangen mogelijk – ook een journalist is maar een mens – te verdiepen in het streven van deze groep. Desnoods zou ik, als daar behoefte aan mocht zijn, zelf een steentje bijdragen. Maar ik had buiten de waard gerekend. Al meende ik dankzij het bezoek on speaking terms te zijn met mijn informanten en mijn kennis met aanvullende vragen én antwoorden van hun kant te kunnen verdiepen, een vervolg bleef uit. Ondanks zorgvuldige toenaderingspogingen mijnerzijds. Dus roeide ik verder met de riemen die ik had, want ik bleef en blijf vinden dat de groep aandacht verdient. (Zie: de blogtekst Etnische zuivering van 14 juni.)

De basis van NKBB werd gelegd in het eerste decennium van deze eeuw. De twee genoemde woordvoerders vonden elkaar als maatschappelijk betrokken ingezetenen van Bonaire, werkzaam in het bedrijfsleven. Ze wisten van aanpakken en staken hun mening niet onder stoelen of banken. Zo namen zij het initiatief tot een openbare speeltuin achter het ziekenhuis in Kralendijk (2005) en mengden ze zich ook in de discussie over de toekomst van de zes Nederlandse Antillen. 

De ontbinding van die Antillen als staatkundige eenheid en de tweedeling in Landen (Curacao, Aruba en Sint Maarten) en Openbare lichamen (Bonaire, Sint Eustatius en Saba), die op 10 oktober 2010 hun beslag kregen, zijn hun van het begin af aan een doorn in het oog geweest. Voor Bonaire betekent die hervorming naar hun mening een totale ommekeer, want het proces van dekolonisering dat al sinds 1954 gaande was werd afgebroken en het sein gegeven voor een hernieuwde kolonisering. Weer schrijft Nederland de wet voor en probeert het van autochtonen makamba (Hollanders) te maken. Door zoveel mogelijk Nederlanders hierheen te halen worden de hier geboren en getogen mensen gedegradeerd tot minderheid. Discriminatie en segregatie zijn aan de orde van de dag.  NKBB gebruikt dan ook om de haverklap woorden als limpieza etniko en ekstinshon, Papiaments voor respectievelijk etnische zuivering en uitroeiing. 

De groep is er heilig van overtuigd dat hij vertolkt wat er in de gemiddelde Bonairiaan omgaat. Die durft namelijk, zo werd mij voorgehouden, zelf zijn mond niet open te doen en wordt geïntimideerd door een handvol zelfzuchtige politici en ondernemers. Het Openbaar Lichaam Bonaire is dan ook niet meer dan het resultaat van koehandel met locale handlangers. Waarmee tegelijk, in een moeite door, het hele systeem van verkiezingen, eilandsraad en bestuurscollege naar de schroothoop verwezen wordt. 

Het wantrouwen jegens zowel overzeese als locale autoriteiten is overigens niet ongegrond. Alleen al het geharrewar over het referendum, dat Bonaire in het vooruitzicht was gesteld om het resultaat van de onderhandelingen met Nederland aan de bewoners voor te leggen, spreekt boekdelen. Wie ervoor verantwoordelijk is dat dat niet is doorgegaan, althans niet vóór 10-10-10, is nog altijd het geheim van de smid. 

Enkele jaren later was weer sprake van een referendum, omdat bepaalde partijen in Nederland behoefte hadden aan een tussentijdse evaluatie van de nieuwe status van het eiland. De actiegroep zag dat als een kans om alsnog zijn gelijk te halen en was maanden lang in de weer om te voorkomen dat locale gezagsdragers er opnieuw een potje van zouden maken en – dat vooral – te zorgen dat zoveel mogelijk mensen hun stem zouden uitbrengen. 

De inspanningen van de groep werden beloond, want de opkomst op 18 december 2015 was 61 procent en twee derde van de stemmers wees de  nieuwe afspraken met Nederland van de hand. Maar de regering in Den Haag maakte zich er met een jantje-van-leiden van af.  Nu is het eilandbestuur aan zet, verklaarde de toenmalige minister voor binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties Plasterk. 

Finies en de zijnen hebben inmiddels wel begrepen dat ze van de rechtstreekse krachtmeting  met het Koninkrijk aan beide zijden van de oceaan voorlopig niet veel te verwachten hebben. Vandaar dat de laatste tijd steeds meer nadruk komt te liggen op de steun van medestanders in het buitenland. Daarbij wordt als hoofddoel gesteld de erkenning van Bonaire als non-self-governing territory (NSGT).  

Dit is een begrip in het volkenrecht sinds de oprichting van de Verenigde Naties (VN), want die begonnen in 1946 met een lijst van gebieden of gebiedsdelen die voor onafhankelijkheid in aanmerking kwamen. In de loop der jaren zijn tientallen namen op die lijst geschrapt, ofwel omdat lid-staten werd toegestaan ze eenzijdig van de lijst te halen ofwel op grond van een stemming in de Algemene Vergadering (AV) van de VN. Zo zijn bijvoorbeeld ook de Nederlandse Antillen en Suriname na een stemming ervan afgehaald. 

In 1961 werd door de VN ten overvloede een speciale commissie voor dekolonisering opgericht, die jaarlijks de stand van zaken in de resterende NSGT bespreekt en daarover rapporteert aan de AV. Op het ogenblik telt die commissie 29 lidstaten en staan er nog zeventien gebieden op de lijst: twee onder Afrika, een onder Europa, vier onder Zuid-Amerika, vier onder Noord-Amerika en zes onder Oceanië. De vier lidstaten die te boek staan als bestuurder van een of meer NSGT zijn Frankrijk, Nieuw-Zeeland, het Verenigd Koninkrijk en de VS. 

NKBB gaat ervan uit dat de bevolking van Bonaire onder de juiste leiding de klok kan terugzetten en opnieuw, deze keer los van de andere Nederlandse Antillen, in de leer kan gaan bij de VN op weg naar zelfstandigheid. Het enig concreet houvast waar de groep daarbij op kan terugvallen is het huzarenstukje van Oscar Temaru, een vooraanstaande politicus in Frans Polynesië (FP) die erin slaagde zijn land terug op de NSGT-lijst te krijgen (2013). Al direct in 1947 haalde Frankrijk eenzijdig FP van de lijst en sinds 1984 is daar sprake van ‘interne autonomie’. Frankrijk heeft zich dan ook heftig verzet tegen de heropname en boycot sindsdien de speciale commissie. 

Tot nu toe heb ik geen enkele aanwijzing dat NKBB op internationaal niveau serieuze bondgenoten gevonden heeft in dit streven. Er wordt wel gelobbyd, twee jaar geleden nog in New York en in september van het afgelopen jaar op Grenada. Maar dat heeft niet veel meer opgeleverd dan interviews met plaatselijke journalisten, die inzake Bonaire van toeten noch blazen wisten. En zolang de woordvoerders zelf niet beseffen dat Frans Polynesië – alleen al vanwege zijn verleden als basis voor een lange reeks Franse kernproeven – niet te vergelijken is met Bonaire, snijdt het argument van FP als precedent geen hout. 

Opmerkelijk is wel dat NKBB in zijn retoriek doet denken aan bepaalde stromingen in bestaande NSGT. De overeenkomsten betreffen vooral de minachting voor alle vormen van ‘autonomie’ die door de kolonisator zijn ingevoerd en het onderscheid tussen zelfbeschikking en onafhankelijkheid. De leus van NKBB zelf staat gelijk met ‘donner au pays l’ autonomie qu’il n’a pas’ van Temaru en in beide gevallen wordt vaak gezegd dat men niet uit is op ‘onafhankelijkheid’. Zo stelde Davika Bissessar nog in een recent interview met een Jamaicaans blad (The New today, 2 oktober 2018) dat ‘all the benefits’ van de bestaande band met het Koninkrijk behouden moeten blijven.

Sommige (rechts)geleerden zoeken de oorzaak van deze spraakverwarring in de verschillende interpretaties van het begrip soevereiniteit. In de zin van opperste macht of hoogste gezag was dat begrip de afgelopen eeuwen in Europa vooral gekoppeld aan een grondgebied en een staat. Maar in de tweede helft van de afgelopen eeuw drongen zich nieuwe interpretaties op als gevolg van, eerst, de wereldwijde dekolonisering na de tweede wereldoorlog en, vervolgens, het debat over de rechten van inheemse volken. Een gevolg is bijvoorbeeld de ontkoppeling van het recht op zelfbeschikking en het recht om een staat op te richten. Zo ontstonden ook nieuwe begrippen waaronder ‘eilandelijke  soevereiniteit’ (James R. Crawford, 2007).

Dit laatste wordt vooral in verband gebracht met het verschijnsel dat de  bevolking van bepaalde non-self-governing islands zich tegenwoordig meer dan voorheen keert tegen ‘onafhankelijkheid’. Met name het Franse Nieuw-Caledonië heeft hiermee de aandacht betrokken. Geen wonder dat Temaru de laatste tijd probeert op deze trend mee te liften om de impasse in zijn relatie met het moederland te doorbreken. 

Kortom

Niet zo lang geleden waren onafhankelijkheid en dekolonisering voor  mensenmassa’s in diverse werelddelen veelbelovende vergezichten en, zeker, er zijn nog altijd  mensen die zich daar blind op staren. Maar wie tot tien kan tellen weet langzamerhand hoeveel vliegers nooit zijn opgegaan en hoeveel beloften overboord gezet. En als de versplintering van de wereld voortduurt, kan de mensheid de aarde weldra op haar buik schrijven. Wat voor perspectief heb je dan heden ten dage, op een eiland in de tropen met veel zee om je heen?

Je wilt door kat noch hond gebeten worden. Dus je schreeuwt gewoon van de daken dat je geen baas meer bent in eigen land – wat zij autonomie noemen is niet wat jij eronder verstaat – en je eist van de kolonisator dat die – bij wijze van compensatie – zijn zorgplicht  nakomt en je bedje spreidt. Dan red je zelf het vege lijf en kun je tegen de buren zeggen dat je de voorvaderen die hier begraven liggen niet verraden hebt. Zo komt Jan Splinter door de winter.