Hoera verkiezingen!

Voor mij kwamen ze in de eerste week van februari  uit de lucht vallen: maar liefst acht  partijen die op de Dag van Kandidaatstelling met vlag en wimpel hun opwachting maakten bij  het hoofdstembureau in Kralendijk. Met het oog op de verkiezingen op 20 maart voor de eigen Eilandsraad en, indirect via een Kiescollege, de Eerste Kamer in Nederland.

Bestaan hier ook politieke partijen, had ik wel eens gevraagd, maar die speelden – zei men – in het dagelijks leven geen rol van betekenis. We hebben hier  een Bestuurscollege van gedeputeerden onder leiding van de gezaghebber en een Eilandsraad van negen leden om op het bestuur toe te zien. Die twee samen moeten het zien te rooien in wat heet het Openbaar Lichaam Bonaire en dat valt – evenals de gewone gemeenten in Nederland – onder het ministerie van binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties (BZK).

Om de vier jaar worden voor  de Eilandsraad verkiezingen op touw gezet. Vandaar dat het sein gegeven was voor een nieuwe ronde  met  nieuwe kansen. Vier van de acht behaalden de vorige keer (18 maart 2015) al minstens  een zetel. De acht tezamen hebben nu 126 kandidaten voorgesteld voor de Eilandsraad en drie van de acht bovendien 54 kandidaten voor het Kiescollege. Niet mis voor 14.129 stemgerechtigden.

Zodra op de Antillen sprake was van een vorm van zelfbestuur, kwamen ook politieke partijen voor de dag. Die hoorden bij een politiek systeem naar Nederlands model,  met het algemeen kiesrecht  als uitgangspunt en regelmatig verkiezingen om tot een volksvertegenwoordiging te komen.

Een systeem dat in de afgelopen twee eeuwen in Europa  is gegroeid, onder invloed van ideeën waarmee de Franse revolutie de wereld op zijn kop zette.

Eén eeuw geleden kwam daar de Russische revolutie overheen. Die veroorzaakte een tweedeling tussen kapitalistische staten (samengevat als het Westen) en communistische , met  tegenovergestelde opvattingen over niet alleen de economie maar ook  staat en samenleving.

Het kapitalistische kamp had ondertussen een nog groter deel van de wereld dan voorheen aan zich onderworpen en drukte daar een eigen stempel op. Zo ontstond een wereldwijde ‘strijd der vormen en gedachten’, die eerst door de tweede wereldoorlog werd overschaduwd en daarna als ‘koude oorlog’ heel wat volken die maar een ding wilden, namelijk onafhankelijkheid, parten heeft gespeeld.

Toen aan die laatste ‘oorlog’ een einde kwam met de val van de Berlijnse Muur (1989) werd het  westerse stelsel met verkiezingen en meerdere partijen het summum van democratie. Niet voor niets stelde de Wereldbank dat toen gelijk aan good governance, als hét ijkpunt van haar beleid ten behoeve van achterblijvers in de wereldeconomie.

Voor zover de nieuwe bestuurders  in voormalige koloniën bij de machtsoverdracht het niet al uit eigen beweging hadden overgenomen, ondervonden ze later in toenemende  mate druk vanuit  donorlanden om de ingeslagen eigen weg te verlaten en er alsnog toe over te gaan.  Zo kan ik me heel goed herinneren dat mijn pogingen vanuit  Afrika om in Nederland begrip en respect te wekken voor een systeem met slechts één nationale politieke partij niet in goede aarde vielen. Meestal was die ene partij de organisatie die het land tot  onafhankelijkheid had gebracht en ik kon me goed voorstellen – zag dat ook in de praktijk – dat die in de beginfase het best was toegerust om  bestaande scheidslijnen te doorbreken en van het land één natie te maken.

Maar nee, in de overwinningsroes na het einde van de Koude Oorlog bereikte de westerse arrogantie een hoogtepunt en werd ontwikkelingshulp niet alleen ingezet  om de eigen economische belangen te dienen maar ook om eigen denkbeelden ingang te doen vinden. Er werden zelfs aparte organisaties opgericht om parlementen naar westers voorbeeld te ondersteunen en bij verkiezingen in jonge staten werd bijna standaard geëist dat ze buitenlandse waarnemers toelieten om inspectie- en controletaken te vervullen.

Sinds de millenniumwisseling  is langzaam maar  zeker  het evangelie van de verkiezingen anders gaan klinken.

In de eerste plaats omdat  in steeds meer landen politici wel voor de buitenwacht ‘verkiezingen’ hooghielden, maar in de praktijk  allerlei  democratische principes aan hun laars lapten. En naarmate ze daar niet op werden afgerekend door hun geldschieters en handelspartners, werden verkiezingen een dekmantel voor autoritair en zelfzuchtig gedrag, dat vaak nauw aansloot bij diep gewortelde patronagesystemen (zoals Ank Klomp die in de jaren tachtig voor Bonaire heeft beschreven).  En de bevolking werd niet ‘slechts’ met een kluitje in het riet gestuurd, maar openlijk bedrogen en bestolen.

In de tweede plaats omdat  het idee ‘vrije verkiezingen’ in Europa is ontstaan en uitgekristalliseerd. Als zodanig maakt het deel uit van een specifieke cultuur en een specifieke geschiedenis en is het niet los te zien van de rechtsstaat en tal van rechten waar individuele burgers aanspraak op kunnen maken. Daarom kun je het niet zo maar enten op een samenleving met een heel ander verleden en een heel andere cultuur. Dat roept weerstanden op, werkt averechts of slaat helemaal niet aan.

Let bijvoorbeeld op het voortbestaan, door diverse machtswisselingen en hervormingen heen, van een nationale eenheidspartij in de Chinese volksrepubliek. Een restant van de (communistische) revolutie ja, maar in veel sterkere mate nog de afspiegeling van een eeuwen oude bestuurscultuur. En je kunt er niet omheen dat daar reusachtige aantallen mensen in betrekkelijk korte tijd substantieel meer welvaart hebben gekregen, terwijl in die zelfde tijd voor heel wat mensen in andere landen de wereld veranderde in een hel.

Dit laatste heeft trouwens de discussie over democratie en mensenrechten niet onberoerd gelaten en dan kom ik tot een derde reden waarom genoemd ‘evangelie’ allengs meer mensen tegen de borst stuit: de predikanten die het altijd zo mooi konden zeggen, maken er zelf een potje van.

In notoire schurkenstaten spreekt vanzelf dat sprake is van een kloof tussen machthebbers  en burgers met of zonder ‘kiesrecht’. Dat ook in meer fatsoenlijk geregeerde landen die kloof bestaat,  was in het begin even wennen. Maar nu is het  de ene ‘populistische’ beweging na de andere, die daar de gevestigde orde de stuipen op het lijf jaagt.

Met name de chaos rondom het Britse vertrek uit de Europese Unie, de Brexit, heeft velen de ogen geopend: klaarblijkelijk is in dat vette rijke Europa ook heel wat mis. Gold die voormalige wereldveroveraar niet  als de bakermat  van ‘de democratie’ en  stond zijn parlementair systeem niet model voor het nodige  evenwicht tussen de sociale klassen?

Maar het gaat niet alleen om die ene staat , ook andere staten zijn in het geding. Als deze crisis, ongeacht  de afloop, iets heeft bloot gelegd, dan is het wel  dat de traditionele, bij uitstek in een nationaal kader opererende, politieke partijen zich geen raad weten met  de Vrije Markt  die sinds de jaren tachtig de hele wereld onder zijn hoede genomen heeft en een  geheel eigen, vooralsnog onbeheersbare, dynamiek met zich meebrengt.

Kortom, verkiezingen waren ooit een teken van veranderende tijden, een symbool van vernieuwing en vooruitgang. Ze verwerden echter tot een automatisme, een conventie, een gelegenheid voor mensen met geld en geldingsdrang om elkaar  de bal toe te spelen en zaken in de samenleving naar hun hand te zetten.

Politieke partijen waren organisaties van onderdrukte of achtergebleven bevolkingsgroepen met het doel zich te  verheffen en te profiteren van een betere spreiding van kennis, macht en inkomen. Tegenwoordig zijn het  te vaak  propagandamachines, die zorgen dat weinigen de dienst  uitmaken en velen constant  achter de feiten aanlopen.

We zouden liever democratie dan wel power to the people  opnieuw doordenken: wat betekent het eigenlijk en willen we dat? Zo ja, wat is daar in deze tijd voor nodig?  Zo nee, kunnen we er iets voor in de plaats stellen?

Wie nu nog  de meerpartijendemocratie als zodanig op een voetstuk plaatst en anderen daaromtrent de maat neemt, miskent de realiteit en blokkeert de zoektocht naar alternatieven. Sinds het,  niet toevallig  Griekse, woord democratie werd bedacht, is erover nagedacht en hebben overal in de wereld mensen er ervaring mee opgedaan. Ga maar eens na: in 1464 kwamen voor het eerst de Staten-Generaal van de Nederlanden bijeen in Brugge…

Het zal moeite genoeg kosten om – met letterlijk vereende krachten – de nabije toekomst van de aarde veilig te stellen. Dus de discussie over de manier waarop kan niet open genoeg zijn.