Van kwaad tot beter

Manifest voor een taal om van te houden

 

“Leer, lees en schrijf”

 

Conclusie schrijfwedstrijd

Laten we er als Stichting Don Walther Fonds  geen doekjes om winden: in ons land hebben we geen gebrek aan talen (meer dan twintig), maar des te meer taalgebreken.

Hoe dat zo gekomen is, mogen gekwalificeerde onderzoekers uitzoeken. Want op een mijn-naam-is-haasdiscussie zitten wij niet te wachten, wel zijn we geïnteresseerd in de vraag hoe we – samen met zoveel mogelijk andere mensen – het tij kunnen keren.

Aanleiding voor dit manifest is onze schrijfwedstrijd in samenwerking met de Schrijversgroep ’77, waarvan de resultaten op 22 juni zijn bekendgemaakt. De belangrijkste conclusie die wij daaruit getrokken hebben is dat de schrijftaal, als vaardigheid en ambacht, in een vrije val is geraakt én, als werk van de verbeelding en proeve van  creativiteit, ernstig wordt onderschat.

In de eerste plaats heeft het aantal inzendingen (12) ons aan het denken gezet. Een wedstrijd als deze – schrijf een substantieel stuk proza in de vorm van een verhaal, fictie dus – met een viertal prijzen is een zeldzaamheid. Dat zou dus heel wat mensen moeten aanspreken in een land met een (officieel) hoog percentage geletterden.

In de tweede plaats heeft de presentatie op zich van vrijwel alle inzendingen ons onaangenaam verrast. Een combinatie van haast en slordigheid was de grootste gemene deler. Alsof de betrokken auteurs volstrekt geen weet hadden van de mogelijkheden, nut en noodzaak van  standaardspelling, autocorrectie, meelezers, woordenboeken, indeling, interpunctie, alles wat met vorm te maken heeft.

In de derde plaats heeft de kwaliteit van de aangeboden teksten ons  verontrust. En dan gaat het om de inhoud, het onderwerp, de opbouw van het verhaal, beeldspraak en andere stijlkenmerken. Opvallend waren met name de overduidelijk autobiografische inslag, het gebrek aan fantasie, de eentonige verteltrant en beperkte woordenschat.

 

Leer

Taal in de zin van het overbrengen van informatie door middel van klanken en tekens, waarover in een bepaalde gemeenschap van mensen overeenstemming bestaat, moet je leren. En onderhouden. Wie meent dat dat vanzelf gaat, moet er maar eens bij stilstaan dat we nagenoeg alles wat we leren, zijn, willen, denken en voelen, te danken hebben aan taal.

Een taal leren, tót die het belangrijkste instrument is geworden in je omgang met andere mensen en in je bijdrage aan de samenleving, is een van de moeilijkste leerprocessen waar een mens voor staat. Daarbij kan van alles mis gaan en zijn constant, zowel op individueel als op collectief niveau, moeite en inspanning vereist.

Neem het voorbeeld van het kind dat van huis uit een bepaalde taal – moedertaal genoemd – heeft meegekregen en dat al in een vroege fase van zijn ontwikkeling, op school, in aanraking komt met een heel andere taal en die twee aan elkaar moet zien te knopen. Dat kan het kind natuurlijk niet alleen af en als de ondersteunende volwassenen zich dan passief opstellen, is de kans groot dat het een, later niet meer in te halen, achterstand oploopt ten aanzien van klas- en leeftijdgenoten.

En dat leren gaat door, je leven lang. Taal is en blijft cruciaal, waar en in welke fase dan ook, en als je die eenmaal gaat verwaarlozen, moet je dat vroeg of laat bezuren. Des te belangrijker is het dat je stelselmatig je bereik met taal vergroot, dat je je taal voor steeds meer doelen kunt inzetten en dat je er zo mee vertrouwd raakt dat je ervan gaat genieten en houden zoals van je liefste vriend(in).

 

Lees

Mensen die zelf wel boeken lezen roepen al sinds jaar en dag dat ‘Surinamers’ niet willen lezen of dat ze geen cent over hebben voor een boek. Maar niemand weet hoe dat precies zit en waar die afkeer vandaan komt.

Wat zijn de leesgewoonten van de ‘geletterde’ klasse, in welke talen zijn wat voor boeken beschikbaar, te koop of te leen, wat zijn de concrete problemen bij de leesbevordering in het onderwijs, is het analfabetisme weer in opkomst en zo voort? Van onderzoek dienaangaande is nauwelijks sprake. De omzet van boekenwinkels en bibliotheken is al te veel gevraagd.

In  ieder geval hoef je geen taalwetenschapper te zijn om te constateren dat taalachterstand, taalarmoede en gebrek aan taalvaardigheid schering en inslag zijn. En het ligt ook voor de hand dat er een verband is met de al genoemde discrepantie tussen de moedertaalsituatie en de taalrealiteit buitenshuis.

Slechts bij een minderheid van de bevolking sluiten die twee naadloos op elkaar aan en is sprake van taalverwerving in één en dezelfde richting, te weten groei in de beheersing van de standaardtaal die het verschil maakt tussen sociaal succes en falen. De meeste mensen hebben wel kennis van en ervaring met meerdere talen, maar de schoen wringt bij die ene taal (met het daarbij horend schrift) die in al hun behoeften zou kunnen voorzien maar waarin ze zijn vastgelopen.

Omdat de overheid, na de opportunistische overname van het Nederlands bij de onafhankelijkheid, zich heeft onthouden van effectief taalbeleid – integendeel, het verval juist in de hand heeft gewerkt – is de samenleving op dat vlak aan de goden overgeleverd.

Het resultaat is een samenleving, die wordt gekenmerkt door taalgebrek, wanbegrip en miscommunicatie. De politiek en de weerslag daarvan in de media getuigen daar dagelijks van. En het ergste is misschien wel dat ‘men’ eraan gewend is geraakt en er dus geen probleem in ziet. We geloven – letterlijk – wel wat een ander zegt, schrijft of bedoelt en als dat problemen oplevert, ach… Disi sani moeilijk toch?

In zo’n situatie blijft lezen over als enige uitkomst voor het individu dat vooruit wil. Boeken vooral en niet per se fictie, want je moet wel meters maken. Hoe meer hoe beter, want zo ontwikkel je je smaak en leer je onderscheid maken tussen wat wel bij je past en wat niet. Boeken bieden bij uitstek een venster op een andere werkelijkheid, houden je een spiegel voor en stimuleren je om jezelf te overtreffen dan wel anderen te verbazen.

Kies desnoods een andere standaardtaal als basis, om wat voor reden dan ook. Als je maar weet waar je aan begint, want misschien kun je beter eerst nog wat meer werk maken van het Nederlands, voordat je er een andere cultuurtaal bij neemt.

 

En schrijf

Schrijven is de bekroning van al dat leren en lezen. Niet andersom: als je nauwelijks weet wat een boek voorstelt, kun je beter niet in het wilde weg – ach, lijkt me wel leuk – met een toetsenbord in de weer gaan. Dat is vragen om moeilijkheden.

Prietpraat uitslaan kan het kleinste kind, schrijven is van een andere orde. Dus kijk de kunst maar eens goed af van mensen die al langer met dat bijltje gehakt hebben. Wees daarbij niet al te kieskeurig in de keus van geschriften of auteurs. Je kunt je later altijd nog vastleggen op een bepaald genre. Lezen is sowieso de beste manier om van een taal te gaan houden en het plezier dat je eraan  beleeft groeit exponentieel.

Als je dan eenmaal beslist het zelf te gaan proberen, sta je op de schouders van de schrijvers die je tijdens het lezen hebt leren kennen. Hun werk draag je met je mee, als een permanente persoonlijke databank. Ook zonder dat je dat minutieus, met kanttekeningen, schriftjes of wat dan ook, hebt bijgehouden. En blijf vooral, tijdens het schrijven, lezen en herlezen.

Word vervolgens je eerste criticus en probeer bij voorbaat meteen de scherpste te zijn. Daar heb je ook al die voorgangers voor nodig. Hoe kun je anders de criteria bedenken om je eigen werk te beoordelen? Lees wat je geschreven hebt, herschrijf het, corrigeer en schaaf. Laat het ook aan anderen lezen, tijdens het schrijfproces of zodra je een eerste versie hebt voltooid. Trek je iets aan van hun commentaar, ga met hen in discussie.

Werk gestaag door, in je eigen tempo, en laat je niet opjagen of van de wijs brengen. Jij bent de regisseur van je eigen werk en jij bepaalt, of en wanneer iets goed genoeg is om aan een publiek prijs te geven.

Dit laatste is overigens geen verplichting. Je kunt ook besluiten, voor een bepaalde tijd of tot je hart iets anders ingeeft, voor jezelf te schrijven. In een dagboek bijvoorbeeld. Ook dan ben je met taal bezig en kun je het jezelf knap moeilijk maken.

Het is een cliché maar het blijft het overwegen waard: schrijven is een kwestie van doen, veel en telkens weer, dus doorgaan en volhouden. De een wordt al beroemd met zijn of haar debuut, een ander met een uitschieter na jaren ploeteren en weer een ander nooit.

Er zijn honderden manieren om van schrijven een passie te maken. Beroepshalve, in je vrije tijd of ergens daartussenin. Maar op die passie komt het aan. Taal moet een lust zijn en geen last, als je er tenminste uit wilt halen wat erin zit. En dat doe je in de allereerste plaats voor jezelf.

 

(Voorgaande tekst is op 14 juli verschenen op de pagina Literair van de Ware Tijd (dWT), met mijn naam eronder. Helaas heeft de verantwoordelijke redactie daarbij uit het oog verloren dat het stuk oorspronkelijk, in conceptvorm, was aangeboden aan de Stichting Don Walter Donner Fonds, als organisator van een schrijfwedstrijd waarvan de prijsuitreiking op 22 juni zou plaatsvinden. En wel met het oog op eventuele eigen initiatieven van de stichting in de geest van het manifest. Het bestuur van die stichting heeft evenwel mijn aanbod naast zich neergelegd. De suggestie, die nu in dWT wordt gewekt, dat de Stichting het manifest onderschrijft en daarmee aan de slag gaat, is dan ook onjuist. TR)