Natte vingerwerk

Drie-en-negentig procent, klonk het de afgelopen week in het ganse land. Een geleerde meneer met een baret en een toga had het zelf gezegd, op de jaardag  van de nationale universiteit: 93 procent van het Surinaams landoppervlak is bedekt met bos. Zo kon iedereen weer met een gerust hart overgaan tot de orde van de dag.

Dat de meneer ook had gewaarschuwd voor de (menselijke) gevaren die dat bos bedreigen, ach dat was slechts een rituele aangelegenheid. Iemand moet  af en toe zeggen wat allang bekend is maar wat we liever negeren. Dat weet de meneer met de baret ook wel, want hij is programme director in het  Surinaamse filiaal van de milieumultinational Tropenbos International. Een organisatie die not for profit maar wel schatrijk is en die in haar laatste jaarverslag  (2016) geen woord vuil maakte aan die gevaren in zijn land. Ze kijkt wel uit.

Het is een van de mythes van de patriottische uitbaters dat ‘ons’ land het groenste ter wereld is. De percentages mogen af en toe verschillen, als ze maar boven de negentig blijven. (Zie het persbericht over de regeringsdelegatie die  deze week is afgereisd naar de klimaatconferentie in Bonn.) Geen mens vraagt zich nog af wat daarvan waar is. Al wordt er – soms – een ‘geschatte ontbossingsgraad’ zonder datum aan toegevoegd, het is en blijft natte vingerwerk. Hoewel…

In de tweede helft van oktober kwam het private-public front van redders van het Bos met een ongekend intensief mediabombardement: 42 uitzendingen van – neutraal uitgedrukt – voorlichtingsmateriaal via vier televisiekanalen (STVS, Apintie, ATV en ABC). Met een eindeloos herhaalde tweeledige boodschap: wij beschikken nu over de meest geavanceerde apparatuur om veranderingen in het bos waar te nemen en te volgen en daarmee gaan we zorgen dat het bos behouden wordt én dat de economie er wel bij vaart.

Op een wonderbaarlijke manier waren de samenstellers erin geslaagd alle hete hangijzers te omzeilen: de groeiende niets ontziende export van (onverwerkt)  rondhout, de omslag van bos dat CO2 opslaat in bos dat CO2 uitstoot, de arbeidsonrust en het wanbeheer binnen de Stichting  Bosbeheer en Bostoezicht  (de lamme ‘werkarm’  van het ministerie), de zwakke positie van de verantwoordelijke minister ten opzichte van haar collega’s en al die andere actoren in de al dan niet ‘geordende’  goudmijnbouw, die bij de minste of geringste prijsstijging op de wereldmarkt en masse  op tilt slaan.

En niet voor niets, want de opzet was slechts een breed publiek bekend te maken met het REDD+programma, een financieringsmechanisme op het niveau van de Verenigde Naties en de Wereldbank waar iedereen op zit te azen. De landen die daarvoor in aanmerking willen komen moeten namelijk kunnen aantonen dat ze – in de mondiale strijd om klimaatverandering af te remmen – serieus bezig zijn de uitstoot door ontbossing en bosverarming op een laag niveau te houden.

Zouden de betrokkenen werkelijk hebben gedacht dat ze hun geldschieters met dit soort  ‘producten’ konden imponeren? Als je anno 2017 nog steeds niet klip en klaar kunt uitleggen waar de schoen wringt en denkt te kunnen volstaan met ketelmuziek over je fantastische technische mogelijkheden en je vreselijk goede bedoelingen?

De kaarten zijn in dit land allang geschud. Eén blik op de buitenlandse ‘partners’ waaraan de regering het land heeft uitgeleverd,  zegt genoeg. Maar de verantwoordelijkheid afschuiven zou verkeerd zijn. Er is, hoe dan ook, sprake van door het volk gekozen autoriteiten, die van ‘milieu’ jaren lang willens en wetens een sluitpost hebben gemaakt. En wie blijft dan met de gebakken peren zitten?