Oblomowisme

Het  hedendaagse Suriname heeft wel wat weg van de negentiende-eeuwer Oblomow, hoofdfiguur in de beroemde gelijknamige roman uit 1859 van de Russische schrijver Gontsjarow. Een overwegend tragische en tegelijk innemende figuur, die je kunt karakteriseren als goedmoedig, maar niet vooruit te branden.

Het type zondagskind:  zorgeloze jeugd, adellijke oorsprong, erfgenaam van landerijen en honderden pachters, niet genoodzaakt zelf de kost te verdienen en slechts bedacht op de vertrouwde   manier van leven in het ritme der seizoenen. Hij is naar de stad gekomen, vergezeld van zijn bediende Zachar, om carrière te maken en een sociaal netwerk op te bouwen, maar raakt al gauw bekneld tussen droom en daad.

Tegenpool is de half-Duitse schoolvriend Stolz: een en al energie en vastberadenheid. Geweten en mentor tegelijk. Van tijd tot tijd treffen de twee elkaar en naarmate hij zijn vriend ziet afglijden, komt Stolz met het ene voorstel na het andere in de trant van: ga eens orde op zaken stellen op dat landgoed van je of kom mee op reis, naar Londen of Parijs.

Eén keer lijkt Stolz zijn vriend daadwerkelijk te kunnen behoeden voor de ondergang in lamlendigheid, wanneer hij als reddende engel Olga inzet. Die wordt namelijk de blanke pit in Oblomow gewaar en doet haar uiterste best om hem voor zich te winnen. Maar zelfs deze kans weet hij niet te verzilveren.

Het meest indringend in het verhaal is naar mijn idee het menselijk  onvermogen. Oblomow heeft voldoende meegekregen, van nature en van huis uit, om iets van zijn leven te maken en toch komt het er niet van.  Je kunt het herleiden tot gemak- en genotzucht, gebrek aan zelfvertrouwen en zo voort, maar er is meer aan de hand. Alsof in de sterren geschreven staat dat zijn doelen naar nergens leiden en zijn inspanningen doodlopen. Daar ligt ook de parallel met Suriname. Voor zover je – met de nodige aanpassingen –  een persoon en een samenleving aan elkaar kunt spiegelen.

Sinds de totstandkoming van de onafhankelijke staat nog meer dan daarvoor, gaat men constant prat op het beschikbaar natuurlijk en menselijk kapitaal. Toch wil het maar niet lukken. Men stoot zich niet één maar twee, drie tot tig keer aan dezelfde steen. En dan zijn we weer terug bij af of, zoals de laatste tijd, nog verder van huis.

De mannetjesputter Stolz in het leven van Oblomow is te vergelijken met de eindeloze rij adviseurs en weldoeners van buiten, die gevraagd of ongevraagd het land trachten op te stoten in de vaart der volken. Het is boter aan de galg gesmeerd, want het kerkhof van niet gedane zaken en verongelukte projecten wordt  groter en groter.

Wanneer Oblomow, soms, onder hoge druk wordt gezet om een verklaring te geven voor zijn eigen gedrag, komt hij niet verder dan het antwoord: “Oblomowisme!” Laat dit woord in deze contreien niet zo bekend zijn, de mond loopt wel over van de synoniemen: het is niet anders, zo doen wij dat nu eenmaal, daar houden wij niet van, je bent hier niet in Holland, je moet de lat niet te hoog leggen, hoor!

En last but not least is er nog het pregnante optreden van Olga in het leven van Oblomow en het intermezzo van de Revolutie in de geschiedenis van Suriname. In beide gevallen een krampachtige poging om mensen  boven zichzelf te doen uitstijgen. Zoals Oblomow daardoor in zijn hemd kwam te staan, zo is ook de samenleving in Su van een koude kermis thuis gekomen.