Pappen en nathouden

Als één onderdeel van het Nederlands regeringsbeleid   zich bij uitstek leent voor het motto pappen en nathouden, dan is het wel Koninkrijksrelaties (KR). Een benaming die – let wel – uitsluitend slaat op de hedendaagse verhouding tussen de staat Nederland aan de Noordzee en wat nog resteert van zijn overzeese gebiedsdelen. KR maakt met Binnenlandse Zaken deel uit van een en het zelfde ministerie. 

Niet voor niets klaagde prof. dr. Gert J. Oostindie onlangs, op 17 december, in zijn afscheidscollege als hoogleraar koloniale en postkoloniale geschiedenis aan de Universiteit van Leiden over een gebrek aan institutioneel geheugen. 

“Steeds weer nieuwe politici, ambtenaren en andere professionals die opnieuw het wiel uitvinden. Er wordt nauwelijks geïnvesteerd in kennisoverdracht. Zo komen we er nooit.” (Zie zijn verkorte versie in het Antilliaans Dagblad van  20 december.)

In die zelfde donkere dagen voor Kerstmis zat trouwens, op korte afstand daarvandaan, de premier van het land te sleutelen aan zijn nieuwe kabinet en besloot die zijn steun en toeverlaat in het aan de toeslagenaffaire bij de Belastingdienst overleden voorgaand kabinet, Alexandra van Huffelen, te belonen met de functie van staatssecretaris voor digitalisering en Koninkrijksrelaties. (Zie mijn blogtekst Rijksknuffel van 18 januari.)

Precies een maand na de beëdiging zat de opvolger van Knops  in het vliegtuig voor de gebruikelijke kennismaking met ‘de inwoners, bestuurders en politici in het Caribisch deel van ons Koninkrijk’. Vier weken later stuurde ze de Tweede Kamer – met een doorslag  aan de Eerste – het geannoteerd verloop van haar reis (18 pp.) èn een Hoofdlijnenbrief met verworven inzichten en beleidsvoornemens (16 pp.). Beide geschreven in de ik-modus, waarmee ambtenaren gemakkelijk – zonder risico voor zichzelf – hun stokpaardjes een bewindspersoon in de schoenen kunnen schuiven. 

Zoveel tekst ineens dat er voor onervaren lezers – goegemeente van deze tijd – geen doorkomen aan is. En wie zit er nog te wachten op een mini-encyclopedie (zonder register!) van uitzichtloze politiek en zich telkens herhalende verwikkelingen? Zo leuk is het niet, dat gedoe over openbare lichamen, landen, raden, Staten, gouverneurs, gezaghebbers, vertegenwoordigers en een verdwaalde regeringscommissaris. Dan is het slavernijverleden heel wat spannender!  

Misschien is wel het meest irritant dat in alle toonaarden de ‘primaire verantwoordelijkheid’ van de eigen overheid van die lichamen wordt bezongen en verkondigd dat die ‘landen’ zelf voor een ander fundament moeten zorgen. Alsof een moederland zich aan de zijlijn kan opstellen en zijn kroost toeroepen: “Mijn naam is haas.”

Per slot van rekening is nog altijd het Statuut van 1954 de hoeksteen van het Koninkrijk. Dat was gebaseerd op wensdenken over een blijvende staatkundige band tussen de Europese kolonisator en zijn koloniën na hun verzelfstandiging. In Indonesië was dat faliekant mislukt, maar in de West en zeker de Antillen zag de politieke elite in de Polder nieuwe kansen…

Gert Oostindie maakte daar in voornoemd afscheidscollege  korte metten mee en sprak van een ‘eeuwig edict’, dat de eilanden had veroordeeld tot stagnatie en implosie. Ook de tweedeling van 2010, waarmee de Nederlandse Antillen als staatkundige eenheid definitief om zeep werden gebracht, is volgens hem ‘niet de succesvolle herstart geworden waarop was gehoopt’.

Alexandra van Huffelen loopt met een wijde boog om dat alles heen. In plaats daarvan tettert ze wat de andere partij te doen staat, zoals in haar zeven ‘prioritaire thema’s voor CN, en valt ze uit naar de drie landen, omdat die hun problemen met de overheidsfinanciën, belastingdiensten, economische groei, rechtsstaat, sociale zekerheid, zorgstelsels, leefbaarheid, noem maar op, ‘niet op orde hebben’ of ‘moeilijk aankunnen’. 

Die toon kleurt ook de steun en samenwerking die ze aanbiedt, als vertegenwoordiger van de centrale overheid dan wel de regering van Europees Nederland (het vierde land van het Koninkrijk!). Aan retoriek over ‘de gelijkwaardige en wederzijdse relatie’ geen gebrek, maar als er de afgelopen decennia aan de Caribische kant zoveel is mislukt en opnieuw dreigt fout te gaan, wil je op een gegeven moment ook wel eens horen wat ‘men’ aan de overkant zelf heeft misdaan dan wel nagelaten en – mag je hopen – anders zou willen aanpakken. 

Neem het fenomeen bestuursakkoord, waar ik de afgelopen jaren van nabij mee kennis mocht maken. Het woord op zich behelst een periodiek vastgestelde lijst afspraken tussen het ministerie in Den Haag en het bestuurscollege van een openbaar lichaam in CN. Hier op Bonaire werd in 2018 nog zo’n akkoord getekend, dus tussen Rutte III en het vorig college.

Begin 2019 werd een apart ‘programma’ met manager, staf en kantoor opgetuigd, om de uitvoering van het akkoord te bevorderen. Vervolgens werd het stil en bleef het stil, tot het ook lokale collega’s – mijn verzoek om een interview  met hem ging keer op keer de mist in – begon op te vallen dat de manager, voorheen directeur van het ziekenhuis, zich nooit in het openbaar uitliet over zijn werk. Tijdens de coronacrisis dook hij wel op als coördinator van een drive-in-testlocatie, maar daar bleef het bij. Tot de simpele bekendmaking, het afgelopen najaar, dat de man was ontslagen. 

Inmiddels is het een publiek geheim dat grote spanningen binnen de uitvoerende macht, op het eiland en in Nederland, het akkoord op losse schroeven hebben gezet. Maar het bestuurscollege weigert openheid van zaken te verschaffen en in Den Haag wordt eveneens stelselmatig de boot afgehouden. Wat dat betreft is het een teken aan de wand dat in het akkoord onder de kop Transparante organisatie wel het lokaal bestuur de les wordt gelezen, maar dat ten enenmale een  inspanningsverplichting van de centrale overheid ontbreekt. 

In haar reisverslag volstaat de staatsecretaris met de melding dat uitvoering van het akkoord het hoofdonderwerp was in haar eerste treffen met de gezaghebber en had ze begrepen dat een en ander ‘nog wel een impuls’ kon gebruiken. Terwijl in de Hoofdlijnenbrief slechts staat dat het kabinet nog voor de zomer nieuwe akkoorden met de drie eilanden zal aangaan. 

Nee, ik heb niet in de indruk dat de politicus Van Huffelen de aangewezen persoon is om de impasse in het Caribisch deel van het Koninkrijk te doorbreken. Integendeel, ze lijkt niet eens te zien of te willen weten dat überhaupt sprake is van een impasse. 

De status binnen het Koninkrijk mag dan verschillen van het ene eiland tot het andere en het maakt natuurlijk wel wat uit of je tamelijk recent nog door een orkaan getroffen bent of niet, maar er zijn vele overeenkomsten in de problemen en in mijn totaalbeeld zijn – misschien met uitzondering van Saba – daadkracht, visie en perspectief ver te zoeken. Als dan de kolonisator van huis uit niet door heeft dat zij aan zet is, geen mooi weer kan blijven spelen met versleten lapmiddelen en met  de billen bloot moet inzake  haar eigen doelen en belangen, staat het koninkrijk er niet zo best voor.  

De ineenstorting van de Nederlandse Antillen op het eind van het eerste decennium van deze eeuw was, achteraf gezien, hèt moment om het Koninkrijk open en op te breken. Het was voor de zes van tweeën een, zo leek het: of gaan voor volledig zelfbestuur of voor inlijving in het Nederlands staatsbestel. 

Het draaide echter uit op een halfbakken constructie, in het luchtledige tussen werkelijk eigen baas zijn en er helemaal bij horen. Met als gebakken peren drie ‘landen’ die in de wereldgemeenschap niet voor vol worden aangezien en drie ‘openbare lichamen’ die zijn achtergesteld bij de gemeenten aan de andere kant van de oceaan. 

Het spreekt boekdelen dat het Nederlands parlement zijn enquêterecht liever uitoefent op andere beleidsterreinen, maar vroeg of laat moet dit spaak lopen. In dat opzicht is de wonderbaarlijke neerdaling van Alexandra van Huffelen slechts uitstel van executie.