Niet ver van Kralendijk, halverwege de baai en de oostkust, ligt een plantage van 5 ha te wachten op een doorstart na de crisis, maar het geduld raakt op. Een kwart eeuw lang werd hier een gewas verbouwd, dat al in de tijd van Cleopatra bekend stond als plant van de onsterfelijkheid en nu nog wereldwijd in de oren klinkt als een wondermiddel: Aloë Vera (AV). Een plant uit de leliefamilie, waarvan wel honderd soorten bestaan maar de Barbadensis (Miller) het meest gewild is.
De plantage is het levenswerk van de van oorsprong Nederlandse farmacoloog en farmaceut Dr. Jaap G. Ensing, die via Sint Maarten en Curaçao op Bonaire belandde en hier kans zag om van wat hij nog altijd zijn ‘grote hobby’ noemt een compleet bedrijf (Onima) te maken. Zijn eerste oogstjaar was 1995 en op haar hoogtepunt kende de onderneming twee productielijnen: Natural Beauty (meer dan tien soorten crème en gel) en Natural Health (vier crèmes, twee gels en en een drankje). En, naast de onlinebestellingen, meer dan tien verkoopadressen op het eiland zelf.
Maar het coronavirus is ook aan Onima niet voorbijgegaan. Of zeg maar gerust: Ensing is er helemaal kapot van. De markt is volledig ingestort. Uitvoer is onmogelijk en lokaal resteren slechts twee winkels, die van tijd tot tijd een magere order plaatsen. Dus zijn reserves raken uitgeput.
Het was de laatste jaren al geen vetpot, geeft hij toe, want Bonaire heeft nu eenmaal zijn beperkingen. Op het hele vliegveld is bijvoorbeeld nog altijd geen scanner te bekennen, met als gevolg dat zijn luchtvracht gemakkelijk op Curaçao – het noodzakelijk tussenstation – in het honderd loopt. In de lange loop van zijn leven is hij er wel aan gewend geraakt dat hij moet bijverdienen om zijn hobby te kunnen voortzetten, maar er zijn grenzen.
Vooralsnog blijft hij ervan overtuigd dat hij goud in handen heeft. Te meer omdat hij een unieke manier heeft om de krachten van de Aloë Vera maximaal te benutten.
Om te beginnen staat Ensing garant voor het biologisch karakter van zijn plantage, dus geen bestrijdingsmiddelen en kunstmest. Voor de verwerking van de geleiachige substantie die uit de bladeren wordt gehaald heeft hij een speciale pers ontwikkeld. Cruciaal is dat die verwerking plaatsvindt binnen vier uur na de oogst van de bladeren en dat het halffabrikaat uit de pers niet wordt verhit of gedroogd. Ook spreekt voor hem vanzelf dat de meestal nodige andere ingrediënten, zoals conserveermiddelen, even natuurlijk zijn als de oorspronkelijke AV.
In de grootschalige industriële verwerking wordt met voorgaande zaken gemakkelijk de hand gelicht. Zo wordt gedroogde AV vaak los verkocht, in poedervorm. Dan kun je weliswaar de kwaliteit testen door het product bloot te stellen aan zonlicht: hoogwaardige AV verkleurt, poeder niet. Maar welke doorsnee consument weet dat soort zaken?
Ensing zou dolgraag zijn plantage willen opknappen en de productie hervatten, maar daar zijn – los van de afloop van de pandemie – serieuze investeringen voor nodig. Of hij daarbij op lokale steun kan rekenen, is nogal twijfelachtig. Eerst had hij jaren gedoe over de beschikbare grond en werd hij afgescheept met de helft van wat hem was toegezegd. Niet zo lang geleden, bij de modernisering van het rioolstelsel, mocht hij niet eens gebruik maken van een nieuwe leiding voor grijs (gezuiverd) water in de naaste omgeving. En dat hij laatst niet welkom was toen minister Schouten op bezoek was, heeft hem ook aan het denken gezet. Om maar te zwijgen over de daadkracht van de lokale Kamer van Koophandel en zoiets als Centraal Dialoog.
Geen wonder dat Ensing denkt aan een plan B: een ander land, waar niet alleen het vereiste natuurlijk klimaat bestaat maar ook een aantal andere aspecten gunstiger uitpakt. Het island in the sun is, zeker sinds het de status openbaar lichaam verwierf, gewend dat de zwijnen parels worden toegeworpen. Maar als zelfs een man als Ensing het voor gezien houdt, is het schaamte geblazen en spijt voor altijd.