Het periodieke werkbezoek van staatssecretaris Knops aan het Openbaar lichaam Bonaire (OLB) heeft langzamerhand de trekken aangenomen van een paringsdans die zich volkomen heeft losgezongen van de realiteit. Niet alleen komt er van een paring niets terecht, de bewegingen van de twee partners lijken gespeend van elke intentie dichter bij elkaar te komen laat staan elkaar op te winden.
Op 30 augustus – politiek Den Haag ontwaakt uit zijn zomerslaap en op weg naar Prinsjesdag – was het weer zo ver: vóór zijn aankomst op Curaçao zou Knops maar liefst drie data lang in het OLB doorbrengen. Het programma was gauw gevuld, want iedereen was blij dat er na maanden verplicht coronaverlof weer iets te doen was. En Knops zelf was allang geen vreemdeling in Jeruzalem meer en wist dus best wie en wat hij waar te zoeken had.
Des te onthutsender zijn de resultaten van de gezamenlijke krachtsinspanning. Om te beginnen valt op dat het eigen bestuur van Bonaire geen enkele moeite deed om de onderdanen het belang van het bezoek voor het eiland uit te leggen. Lokale media schonken het gebeuren trouwens ook nauwelijks aandacht, maar dat zegt meer over die media dan over Knops’ komst.
Een veeg teken lijkt me eveneens dat de staatssecretaris de afgelopen week, terug in Den Haag, zijn ‘reisverslag Bonaire’ liet wegmoffelen in een brief aan de Tweede Kamer over andere Antilliaanse zaken. Dat moet iets met de inhoud te maken hebben gehad, want de onverschilligheid en onbenulligheid druipen ervan af.
Alleen al de slotzin spreekt boekdelen: ‘Ik ben ervan overtuigd dat er met goede keuzes een duurzame toekomst voor Bonaire in het verschiet ligt.’ En dan zie ik de tautologie duurzame toekomst maar even door de vingers. Hoofdzaak zijn natuurlijk die keuzes en de voorbeelden die hij in het voorafgaande presenteert: het soort toerisme, de bevolkingsgroei, het tempo in de uitvoering van het Bestuursakkoord en de financiële boekhouding.
Het verslag is een aaneenschakeling van vegen uit de pan aan het adres van het OLB in de zin van: niet uit de verf of van de grond gekomen, opnieuw fout gegaan, vertraagd, onvoldoende prioriteit gekregen. De enige gesprekspartner die lof krijgt toegezwaaid is de publieke gezondheidszorg, vanwege zijn inspanningen om het coronavirus te beteugelen.
Het besef dat de staatssecretaris of het Rijk tenminste óók steken heeft laten vallen is ver te zoeken. Bonaire is nota bene al tien jaar even – zo niet nog meer – vervlochten met ‘Den Haag’ als de reguliere gemeentes in Europees Nederland. Neem genoemd bestuursakkoord, op 14 november 2018 getekend door Knops en gezaghebber Rijna, dat zo hoog opgeeft van de ‘transparante organisatie’ van het openbaar bestuur. Terwijl de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN), gevestigd te Kralendijk, de beginselen van de openbaarheid van bestuur voortdurend aan zijn laars lapt.
Het meest kwalijk is in mijn ogen dat Knops in zijn reisverslag geen blijk geeft van voortschrijdend inzicht als gevolg van jaren lange blootstelling aan de realiteit in Caribisch Nederland. Al was het maar om de kiezers die in maart naar de stembus gaan wat wijzer te maken. De problemen en knelpunten waar hij over valt, zijn immers niet uit de lucht komen vallen. Maar over dieper liggende oorzaken zoals de antikoloniale wrok, het democratisch deficit (van patronage tot poppenkast), de segregatie van de samenleving en andere vormen van discriminatie, het dominante arbeidsethos, de lage verdiencapaciteit en de schijnwelvaart, analfabetisme en de afwezigheid van onafhankelijke bekwame media ontbreekt elk woord.
Pappen en nathouden lijkt per slot van rekening ook het devies van deze staatssecretaris voor koninkrijksrelaties, op weg naar de uitgang. Waarschijnlijk houdt de precaire situatie in de Caribische ‘landen’ hem op korte termijn meer bezig dan de drie, relatief kalme, overige eilanden. Maar elke door de wol geverfde politicus die met stille trom het toneel verlaat en zijn opvolger het wiel opnieuw laat uitvinden, is een stap achteruit.