Pauwenkers

Vanmiddag was het zo ver: een van de minstens twintig spitse knopjes in het bloemscherm was half opengegaan, zodat ik al iets van de meeldraden tussen de rode kroonslippen zag uitsteken. Het was een pak van mijn hart, toen ik een paar weken geleden dat scherm ontdekte, piepklein, tussen een paar verse blaadjes in de top van een nieuwe lange loot. Maar tot vandaag ben ik bang geweest dat het feest niet door zou gaan, omdat er al gauw in die eerste kroon zwarte miertjes opdoken die als idioten te keer gingen tussen al dat tere spul. Kennelijk heeft de evolutie iets moois met die twee voor gehad, dat mijn pet te boven ging.

De struik in kwestie was ruim een half jaar geleden het enige plantaardig leven dat een naam mocht hebben in mijn grotendeels met tegels en grind bedekte voortuintje, toen ik hier mijn intrek nam. Nota bene een pauwenkers ofwel fayalobi, de van oorsprong Indiase sierplant die in Suriname voor velen geldt als een zinnebeeld van vurige liefde.

Achter mijn huis aan de Anniestraat in Paramaribo stonden enkele prachtexemplaren en in het maandblad waarbij ik aanvankelijk betrokken raakte, stond een rubriek onder die naam. Om nooit te vergeten, want ik kon daar vrijuit de lof zingen van een muze die later mijn geliefde zou worden.

Dit exemplaar echter, in de  schrale grond van een geblakerd eiland, was er niet best aan toe. Het oogde levensmoe en de verleiding er, conform het huurcontract dat mij verplichtte tot het nodige onderhoudswerk, korte metten mee te maken was groot. Het is dus een wonder dat na lange tijd uit een paar grijze stoppels toch weer iets groens te voorschijn kwam en ik nu – het tweede en het derde bloemscherm vol knopjes heeft zich al aangediend – dag in dag uit word herinnerd aan een land dat ik eigenlijk wilde vergeten.

Niet dat ik spijt heb gekregen van mijn overstap. Integendeel. Wanneer ik af en toe Starnieuws aanklik om een beetje bij te houden wat daar gaande is, word ik vooral getroffen door de eentonigheid en de herhaling. Namen en plaatsen willen nog wel eens veranderen, maar de gebeurtenissen blijven hetzelfde. Alsof sprake is van een symfonieorkest, dat alsmaar doorspeelt zonder zich er rekenschap van te geven dat de dirigent verdwenen is.

Maar ik besef langzamerhand dat ik het land niet kwijt wil. Al had ik er grote moeite mee en heb ik dat niet onder stoelen of banken gestoken. Ik heb er desondanks gewoon geleefd, me ingespannen, van alles meegemaakt en niet in de laatste plaats geprobeerd van mensen te houden. Dat laat zijn sporen na. En je kunt er lessen uit trekken.

Misschien was wel het meest fascinerend dat de mensen zo anders waren dan ik gewend was, had verwacht en bij ontstentenis iedereen zou toewensen. Ik wist wel van genen en memen die ons denken en gedrag bepalen en waarmee we ons van elkaar onderscheiden, maar dat die verschillen zelfs in deze tijd  zo hardnekkig kunnen zijn en zo diep kunnen gaan, is me niet in de koude kleren gaan zitten. Ben ik in dat opzicht traag van begrip? Ach,  beter laat dan nooit.

Dus daar kan ik voorlopig mee vooruit. Te meer omdat ik nu al zeker weet dat die wetenschap me op dit eiland goed van pas komt.