Persvrijheid

De vrijheid van meningsuiting wil in Suriname nog wel eens tongen losmaken, maar het begrip persvrijheid… Is dat met het badwater weggegooid in 1980, toen een revolutionaire garde het land radicaal van resterende koloniale smetten wilde ontdoen? In ieder geval kwam het niet in het stuk voor bij de recente wederopstanding van de Surinaamse vereniging van journalisten, die jaren lang slechts een papieren bestaan had geleid. Hoe zit dat? Wat voor media hebben we hier eigenlijk en hoe staat de journalistiek ervoor?

De traditionele nieuwsmedia in particulier eigendom zijn primair niets meer of minder dan advertentiefuiken. Van het publiek wordt niet of nauwelijks een financiële bijdrage gevraagd, dus advertenties vormen de belangrijkste inkomsten om het bedrijf overeind te houden. Redacties en presentatoren mogen de resterende blad- of etherruimte wel vullen, maar ze moeten vooral niet  te veel kosten. Vandaar dat de kwaliteit van hun berichtgeving,  laten we zeggen, te wensen overlaat.

Niet voor niets heeft het begrip vrije nieuwsgaring hier een nogal eigenzinnige betekenis gekregen: uit allerlei buitenlandse en bij voorkeur Nederlandstalige bronnen lukraak tekst, beeld en geluid bij elkaar harken zonder ervoor te betalen. Als het zo uitkomt, zelfs zonder bronvermelding.  Het eigen werk van journalisten in dienstverband steekt daar schraal tegen af. En dan reken ik de sluikreclame, waar de journalist of haar baas  beter van wordt, niet eens mee.

Het nieuws komt grotendeels uit de hoofdstad en dan ligt, afgezien van de populaire hanengevechten in de politiek, het accent op sport, showbizz, koken en andere lifestylethema’s. Geen wonder, want geen enkel medium heeft vaste correspondenten in andere districten en het journaille krijgt  van de baas heus geen laarzen om daar met enige regelmaat zelf een oogje in het zeil te houden. Dus ‘binnenlands nieuws’ bestaat gewoon niet.

En buitenlands nieuws is voor de mediahuizen helemáál geen serieus aandachtspunt. Nederland komt, als pleisterplaats van de Surinaamse diaspora bij uitstek, nog enigszins uit de verf. Eén dagblad houdt er zelfs een vaste correspondent op na! Maar de rest van de wereld is een amorfe massa waar noch de media zelf noch het publiek wijs uit wordt.

Over persvrijheid als zodanig maakt eigenlijk niemand zich zorgen. Als het woord een keer valt, wordt trots verwezen naar de talloze radio- en tv-stations, ook buiten Paramaribo, waarvan de meeste geen nagel hebben om hun gat  te krabben, en naar de kippenhokken op Facebook waar mensen zich zo lekker vrij kunnen uiten. Maar het besef dat sprake is van zowel commerciële als politieke belangen die persvrijheid in de weg staan…

Zeker sinds de militaire ontgroening van de natie in de afgelopen jaren tachtig weet de journalistiek niet beter dan dat er geen openbaarheid van bestuur bestaat. De censuur van hogerhand mag dan formeel zijn afgeschaft, behalve bij de staatsmedia, je bent wel overgeleverd aan de grillen van een autoritair bewind. En dat bewind veroorlooft zich een propaganda-apparaat, dat heel wat meer financiële armslag heeft dan jij en je baas tezamen. Dus die twee moeten vooral niet hoog van de toren blazen, anders zwaait er wat.

In het bedrijfsleven is transparantie nog  verder te zoeken dan in de politiek. En mocht een journalist zich geroepen voelen daar het een of het ander boven water te krijgen, dan is de eerste horde die ze  moet nemen haar eigen baas. Want die ziet al gauw slepende rechtszaken opdoemen en is sowieso wars van journalistiek activisme dat hem te staan komt op een derving  van advertentie-inkomsten.

Met andere woorden: er zijn heel wat manieren om de persvrijheid te beknotten. Maar het is wel zo gemakkelijk voor wie gewend zijn de lakens uit te delen, als journalisten zichzelf aan banden leggen.