Het openbaar bestuur in het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden laat heel wat te wensen over. Daarover bestaat in het algemeen weinig verschil van mening. In Den Haag worden de Antillen al sinds mensenheugenis gezien als een hoofdpijndossier en sinds op de eilanden sprake is van autonomie, hebben al zo veel politici een scheve schaats gereden dat het bestuur nergens in hoog aanzien staat.
Over de oorzaken en oplossingen verschillen de meningen des te meer. Daarbij valt op dat ‘men’ van Europese zijde vaak geneigd is zichzelf te zien als deel van de oplossing, zelfs wanneer zonneklaar is dat men het probleem in de hand werkt. Een goed voorbeeld is de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN), die voortvloeide uit de splitsing van de zes eilanden in landen (Curacao, Aruba en Sint Maarten) en openbare lichamen (Bonaire, Sint Eustatius en Saba) met ingang van 10 oktober 2010.
De RCN is een verlengstuk van de Rijksoverheid over de grenzen in Europa heen en betreft alleen de drie laatst genoemde eilanden met in totaal ongeveer 750 ambtenaren. Formeel staan die op één lijn met gemeenten in Nederland, maar de praktijk laat iets anders zien en dat begint al, wanneer je gaat kijken wat de rijksoverheid op het Internet te melden heeft over het ministerie dat ‘koninkrijksrelaties’ onder zich heeft. Let wel: met een aparte staatssecretaris.
De RCN wordt met enkele zinnen afgedaan en over wezenlijke onderdelen van de Dienst zoals het Zorgverzekeringskantoor tast je helemaal in het duister. Als dan in het organogram van het ministerie Gilbert Isabella blijkt te staan als Rijksvertegenwoordiger (RV), terwijl die man twee jaar geleden als zodanig is afgedankt, valt niet te ontkomen aan de indruk dat Caribisch Nederland in Den Haag niet bijster serieus wordt genomen. Zeker als je openbaarheid van bestuur als rechtsbeginsel erbij haalt.
Burgers hebben recht te weten welke bestuursinformatie bij de overheid ligt en overheden de plicht die informatie openbaar te maken. In 1978 was al sprake van een wet op de openbaarmaking en in 1991 is die nog verder aangescherpt. Is dat aan de Antillen voorbijgegaan of wordt hier met twee maten gemeten?
Over de huidige directeur van de RCN, Jan Helmond, is niet veel meer bekend dan dat hij in december 2017 door de koning ook werd beëdigd als ‘waarnemend’ RV. Hoewel hij een communicatiemanager in dienst heeft en op het internet strooit met personeelsadvertenties, heeft hij niet de gewoonte de bevolking van de drie eilanden systematisch over beleidszaken in te lichten.
In mei 2017 verscheen nog een Voortgangsrapportage 2016 met de handtekening van Isabella eronder, maar sindsdien is er niets meer van dien aard naar buiten gekomen. Zelfs de ondertekening, op 14 november 2018, van een ‘bestuursakkoord’ voor de jaren 2018-2022 door staatssecretaris Knops namens het ministerie en gezaghebber Rijna namens het Openbaar Lichaam Bonaire heeft daar geen verandering in gebracht.
Genoemd akkoord was een eufemisme voor een dictaat aan het bestuurscollege (BC) onder leiding van Rijna en de Eilandsraad (ER). In de aanbiedingsbrief waarmee het akkoord twee dagen na de ondertekening naar de Tweede Kamer werd gestuurd werd het omschreven als ‘afspraken om gezamenlijk voortgang te boeken op de beleidsprioriteiten die voor de inwoners van Bonaire van cruciaal belang zijn’.
Om te voorkomen dat het zou blijven bij mooie woorden kreeg het eiland een heuse ‘programmamanager’ met eigen staf en kantoor op de koop toe. De man is inmiddels meer dan acht maanden bezig, heet een kind van het eiland te zijn en wil dus best gezien worden, maar ook zijn kantoor zit potdicht. En dan te bedenken dat in het akkoord, in het hoofdstuk over versterking van het bestuur, een paragraaf is opgenomen over ‘transparante organisatie’. Hoe belangrijk dat is. Met concrete opdrachten voor zowel het BC al de ER, maar zonder ook maar één inspanningsverplichting van Rijkswege.
Met andere woorden: de Nederlandse overheid houdt haar onderdanen in de buitengewesten rechtsbeginselen voor, die ze zelf jegens die zelfde onderdanen met voeten treedt. Dan is het in deze donkere dagen vóór 6 december opeens niet zo verwonderlijk meer dat Nederland tot in lengte van dagen door zijn koloniaal verleden wordt achtervolgd.