Verwoede lezers zullen het beamen: er zijn van die boeken die je niet loslaten. Je leest ze in een adem uit óf je legt ze af en toe weg om het einde zo lang mogelijk uit te stellen. En binnen die categorie heb je dan ook nog uitschieters, namelijk de boeken die je omverblazen, je leven op zijn kop zetten. Daarmee maak je een ruimtereis op aarde.
Mijn zoon had me eerder dit jaar geattendeerd op een schrijver, wiens naam ik pas met een ezelsbruggetje in het Swahili (hatari=gevaar) kon onthouden. Korte tijd later dook de man in levenden lijve op in mijn huiskamer, waar ik de Surinaamse televisie heb leren kennen als een loterij met heel veel nieten en soms een schot in de roos. Vandaar dat eind augustus , toen ik voor een bruiloft aan de overkant moest zijn, Homo Deus (2017) van Yuval Noah Harari het eerste boek was dat ik kocht.
Harari (1976) is een Israëlische historicus, die al naam maakte met zijn vorige boek Homo Sapiens uit 2011. Daarin werd het dier waar wij van afstammen neergezet als de mensaap die binnen 70.000 jaar van de aarde een samenhangend ecosysteem wist te maken. En ik hoopte met zijn nieuwste werk – de ondertitel is A Brief History of Tomorrow – twee vliegen in één klap te slaan. Maar ik werd nog ruimer beloond.
Ruim 500 pagina’s in de goedkope vintage-uitgave, met vijftig even sobere als rake illustraties en uitgebreid bronnenmateriaal (pp. 463-493). Het was even wennen, maar ik wist toch tamelijk gauw – ergens in de trein, tussen Arnhem en Groningen geloof ik – dat ik geen spijt zou krijgen van de vereiste tijd en inspanning. Na ruim vier weken, op 5 oktober, sloeg ik het boek weer dicht.
Ergens – met opzet heb ik tijdens het lezen geen woorden onderstreept of passages van kanttekeningen voorzien – stelt de auteur dat onwetendheid de grootste ontdekking van de wetenschap is. Wat er sindsdien met de wetenschap is gebeurd en hoe de mensheid nog altijd van dag tot dag afrekent met die onwetendheid, is de ruggengraat van het boek.
Schijnbaar moeiteloos – als een homo universalis uit lang vervlogen tijden – knoopt hij allerlei wetenschappen en specialismen aan elkaar. En in zijn beschrijving van de historisch ongekende stroomversnelling die de wetenschap sinds kort doormaakt, is het niet zo vreemd dat de mensheid de goden (Deus=God) naar de kroon steekt die ze voorheen te hulp riep en aanbad.
Zeker, de auteur houdt ons ‘slechts’ mogelijkheden voor en hij blijft erop hameren: ik doe geen voorspellingen, ik ben geen profeet. Dus we kunnen als mensheid nog verschillende kanten op. Maar de feiten die hij glashelder onder woorden brengt, om duidelijk te maken dat we op de drempel staan van een compleet nieuwe fase in de evolutie, liegen er niet om. (De tegenwerping die ik af en toe meende te kunnen formuleren, werd meestal op een latere bladzijde al weer ontzenuwd.)
Hoe diep Homo Deus zich in mijn hoofd en hart heeft genesteld, moet nog blijken. Maar toen ik onlangs weer, zoals ik gewend was, aanschoof in de kerkbanken van de Petrus en Paulusbasiliek in hartje Paramaribo en voorzichtig om me heen keek, voelde ik me een kat in een vreemd pakhuis.