Toen ik twintig jaar geleden – na heel wat avonturen in andere landen – met een kind op mijn schouders eindelijk weer eens getuige was van de intocht van Sinterklaas, was het eerste dat me opviel de enthousiaste deelname van échte zwarte pieten. Pieten zonder schmink dus.
Geen wonder dat het, ondanks de miezerige hemel, de pan uit swingde. Op de boot, in de straten van Haarlem en vooral het plechtstatige stadhuis. Dat gaat de goede kant op, dacht ik nog. Per slot van rekening was ik zelf een keer zwarte piet geweest, om de kinderen van anderen een plezier te doen. In de tropische tuin van de Nederlandse ambassadeur in een Afrikaans land…
Maar ik had buiten de waard gerekend. Want vijf jaar geleden kwam een viertal nieuwe Nederlanders op het lumineuze idee om de intocht in Dordrecht op te luisteren door het dragen van een T-shirt met de tekst: “Zwarte Piet is racisme”. De impulsen voor die actie kwamen van twee kanten.
In de eerste plaats was de invloed te merken van de politicus Wilders, die met dank aan Pim Fortuyn de kwelgeest geworden was van de gevestigde orde en heel wat mensen zoveel angst aanjoeg dat ze zich in Nederland niet meer thuis voelden.
In de tweede plaats van de kant van de gemeenschappen van immigranten, waar frustraties welig tieren en nostalgie de boventoon voert. Vooral de grote Surinaamse ‘diaspora’ verdient vermelding in dit verband, want daar hingen al vele jaren gemankeerde revolutionairen rond die hun geestverwanten vooral in de VS zochten. De Black Panther Party (1966-1982) bijvoorbeeld, die nog terug te vinden is in de symboliek waarmee de voorvechter van ‘herstelbetalingen’ Barryl Biekman zich omgeeft. (Zie haar foto in de Ware Tijd van 8 november.)
Met fundamentalisten, van welke aard dan ook, is het doorgaans kwaad kersen eten. Dus dat Sinterklaasfeest kunnen we wel vergeten. Het zal misschien nog even duren, maar zodra er geen geld meer aan te verdienen valt, kan het snel bekeken zijn.
Ondertussen heeft de Polder met zijn Surinaamse bijwagen niet stilgestaan. Het succes van genoemde actiegroep heeft heel wat mensen op ideeën gebracht. Ook de ontdekking van zaken als institutioneel racisme en etnische identificatie lijkt me niet los te zien van de zwarte pietdiscussie. Maar of de strijd tegen racisme er veel mee opgeschoten is, betwijfel ik.
Wie anderen ‘racisme’ aanwrijft, denkt gemakkelijk zijn handen in onschuld te kunnen wassen. Maar aan die beschuldiging gaat vooraf dat men zichzelf uitdrukkelijk van de ander onderscheidt en op een voetstuk plaatst. Het ene racisme roept het andere op, want wat is ‘racisme’ anders dan blindelings, op grond van een uiterlijk kenmerk (huidskleur), mensen over een kam scheren en een eigenschap of gedrag toekennen dat ze gemeen zouden hebben.
De racisten die mij persoonlijk het diepst getroffen hebben, waren mijn buren in de YMCA van Dar es Salaam (Tanzania) in het begin van 1973. Een gemengd stel Afro-Amerikanen, bij wie ik in een overmoedige bui aanklopte om me voor te stellen. In een tijd, waarin mondjesmaat radicale Amerikanen in de schoot van Moeder Afrika meenden te moeten ‘terugkeren’. De meeste van hen hielden het niet lang vol.
Van de weeromstuit heeft in ieder geval het woordje wit, als bn. én als zn., de laatste jaren in Nederland een hoge vlucht genomen heeft. Hadden we jaren geleden, als Afrikagangers, grote moeite om na terugkeer in het vaderland onze landgenoten ervan te overtuigen dat je wit(te) moest zeggen in plaats van blank(e), nu spreekt dat vanzelf.
Raymann heeft het in zijn nieuwe show doodleuk over witte mannendie rondhangen bij scholen en preventief opgepakt zouden moeten worden. Net als de Baas van de bijwagen eerder dit jaar op het Onafhankelijkheidsplein in Paramaribo ‘witte mannen in korte broeken’ had gezien. Als verdachte lieden die zijn geliefde volk op slechte gedachten brachten. En de recensent van die show in de Ware Tijd, ook in Nederland woonachtig, hoorde in Zoetermeer zelfs ‘witte hersenen kraken’, toen Raymann zijn favoriete vorm van etnisch identificeren presenteerde.
In het andere kamp zijn, bijvoorbeeld in de media, combinaties alswit Amerika en witte politicus aan de orde van de dag. Een lelieblanke twintiger (1989) bij een superhollandse internetkrant, die op school heus geen kennis heeft gemaakt met Angela Davis laat staan met Frantz Fanon, heeft nu opeens de mond vol van witte machtsstructuren en zit met haar laptop op een terrasje in Harlem om verhalen op te tekenen over de emancipatie van zwart Amerika.
Wat je noemt een dermatologische benadering van de wereldproblemen, als onderhoudend dwaalspoor. Lekker makkelijk. Je noemt je zelf gewoon zwart, ook al is er nog nooit één gen uit de hele regio ten zuiden van de Sahara aangetroffen in je DNA. Omdat je je als nazaat van een slavendrijver zo schuldig voelt of niet wilt betalen, als Biekman het ooit voor het zeggen krijgt. Of wit, omdat je de zon niet kunt verdragen of je zo goed kunt verplaatsen in al die zwarten, die nog altijd hun huid of haar laten bleken.
Kortom, racisme is weer helemaal terug. Zoals het er, waarschijnlijk, altijd en overal is geweest en vooralsnog onuitroeibaar lijkt. Dat heeft ons viertal in Dordrecht toch mooi voor elkaar gekregen.