Taalbeleid zit muurvast

 

Er zijn duidelijke aanwijzingen dat ook als het gaat om taalbeleid, deze regering het volkomen laat afweten. Deed twee jaar geleden de toenmalige minister Ashwin Adhin vóór de verkiezingen en zijn inhuldiging als vice-president nog een halfslachtige poging het schip vlot te trekken, nu zitten alle betrokkenen op elkaar te wachten en neemt niemand meer enig initiatief.

Nationale conferentie

Ten tijde van de vorige regering  kwamen in een vroeg stadium, toen minister Raymond Sapoen nog de baas was op het ministerie van onderwijs, wetenschap en cultuur, twee wetsontwerpen tot stand: inzake een nieuwe Taalwet en de oprichting van een Taalraad.  Aanleiding waren de resultaten van een nationale conferentie, de eerste in haar soort,  over ‘Ordening van onze meertaligheid’ in juni 2011.

Een belangrijke rol in de voorbereiding van die ontwerpen was weggelegd voor een adviescommissie onder leiding van de taalkundige Hein Eersel. Na de vervanging van Sapoen door Adhin kwam de hele zaak stil te liggen, tot laatstgenoemde in 2015 de commissie-Eersel nog een keer bijeenriep. Maar veel meer dan een late kennismaking was dat niet.

Met het aantreden van minister Robert Peneux lijkt een geheel nieuwe situatie te zijn ontstaan. Van de commissie-Eersel is geen sprake meer. In plaats daarvan installeerde deze minister, nu een jaar geleden, een ‘raadscommissie’ voor drie jaar onder leiding  van Dr. Lila Gobardhan-Rambocus met als overige leden Alida Neslo en Marco Ligtvoet. (Starnieuws, 16 mei 2016.)  De  minister verklaarde toen dat de commissie veel werk te verzetten had en verwees in dat verband uitdrukkelijk naar de wetgeving ’in voorbereiding’.

Taalunie

Het functioneren van de raadscommissie zou overigens worden bekostigd door de Nederlandse Taalunie, zoals de vertegenwoordiger van de Unie in Suriname Helen Chang  liet weten. Wat dat betreft merkte  minister Peneux bij de installatie nog op dat de Taalunie ‘in zijn totaliteit’ richting geeft aan het taalbeleid in Suriname.

Sindsdien heeft iedereen voornamelijk op zijn handen gezeten. Met een onderbreking in september, toen een uitgebreide Surinaamse delegatie op bezoek ging bij instellingen in België en Nederland, die iets met de Taalunie te maken hebben. Suriname is sinds 2008 daarbij aangesloten, als geassocieerd lid. Een van die instellingen is de Raad voor de Nederlandse taal en letteren, een adviesorgaan van het Comité van ministers dat gaat over  het beleid van de Unie. Vandaar de benaming raadscommissie.

Een van de toezeggingen die tijdens dat bezoek van Surinaamse kant werden gedaan, betrof de systematische aanlevering van Surinaams-Nederlands in zowel gesproken als geschreven vorm. Dienaangaande zou de delegatie een stappenplan indienen bij de Raad.

In een interview voor deze krant met de voorzitter van de raadscommissie op 10 februari werd geen melding gemaakt van concrete activiteiten, laat staan van een stappenplan. Wel bleek dat het lid Ligtvoet inmiddels was vervangen door Iwan Brave, hoofdredacteur van de Ware Tijd. En de afgelopen maand liet de voorzitter desgevraagd per mail nog weten dat zij geen nieuws had over de voorgenomen wetgeving en dat de minister ook geen contact met de commissie had opgenomen over wat dan ook.

Ambtenaar

In de tussentijd wezen ingewijden ons op Johan Roozer, als de ambtenaar die zich binnen het ministerie bij uitstek met genoemde wetgeving bezighield. Met enige moeite lukte het een afspraak met hem te maken, maar Roozer liet die dag (6 maart) verstek gaan op de afgesproken plaats en heeft sindsdien op geen enkele toenaderingspoging meer gereageerd.

Wel manifesteerde de ambtenaar zich in april plotseling op het internet, als organisator van een poëziewedstrijd namens een literaire stichting. Een voorbode van Hoefdraads geniale bezuinigingsstrategie: ambtenaren thuis zetten met behoud van salaris?

Contacten met de Nationale Assemblée, waar in het verleden wel enige belangstelling voor taalbeleid bestond, hebben evenmin iets opgeleverd. Wie op de site van DNA gaat kijken, ziet trouwens in een oogopslag dat bijna uitsluitend nog financieel-economische onderwerpen op de agenda staan. Alsof alle andere sectoren van de samenleving tot stilstand zijn gekomen.

Masterproef

Wat is taalbeleid eigenlijk en waarom is dat zo belangrijk? We hebben in deze precaire situatie toch wel wat anders aan ons hoofd of niet?

Wim Berends, die het afgelopen jaar aan de Anton de Komuniversiteit een zeldzame masterproef voltooide over Surinaams-Nederlands, omschreef taalbeleid als ‘het geheel van ideeën, wetten, voorschriften en regels,  bedoeld  om een geplande taalverandering in een bepaalde gemeenschap te bereiken’.

Wat moet er dan zo nodig  worden veranderd?

Het lijkt allemaal mooi en aardig: een land met een bonte verzameling  rijke culturen en burgers die dagelijks naar hartenlust met en door elkaar communiceren in twee of drie duidelijk onderscheiden talen. Maar de ene taal is de andere niet en daar beginnen de problemen. De ene is  spreektaal, waarin je met je gelijken kunt ouwehoeren zonder je veel vragen te stellen. Maar de schrijftaal van een krant, internetsite of – stel je voor – een heus boek is een heel ander, veel meer eisend, verhaal.

Slechts een minderheid van de bewoners van het land verkeert in de gelukkige positie dat ze volop – actief en passief – beschikken over één en dezelfde taal, die zich leent voor alles wat ze in het dagelijks leven – en hun carrière – nodig hebben en die hun even vertrouwd is als de eigen ademhaling en bloedsomloop. Meestal is dat het Nederlands, maar het kan ook Portugees, Engels of Chinees zijn.

De overgrote  meerderheid van de bevolking echter moet zich maar behelpen met nu eens de ene dan weer de andere taal. Lezen is vaak niet echt gelukt of het is op school  zo gaan tegenstaan dat men het later snel heeft afgeleerd. En dan is schrijven helemáál een brug te ver.

Ontwerp-taalwet

In het ontwerp-taalwet van 2011 is het principe omarmd dat kinderen recht hebben op onderwijs in de taal die ze vanaf hun geboorte hebben meegekregen. Daarmee wilde men, de commissie-Eersel met name, het probleem ondervangen dat kleine kinderen meteen op achterstand worden gezet door het feit dat Nederlands op hun eerste school de onderwijstaal is. Met vaak ingrijpende gevolgen, zoals blijvend slechte cijfers en schooluitval.

Opmerkelijk is  vervolgens ook dat het ontwerp expliciet gewaagt van het Nederlands zoals dat hier gesproken wordt. Zowel waar het gaat over de nationale talen, waaruit iedere burger er een zou mogen kiezen en die alle systematisch door de overheid ondersteund zouden moeten worden, als waar de twee zo genaamde contacttalen (Sranan en Nederlands), in het geding zijn.

Naast nationale en contacttalen behandelt het ontwerp overigens ook de kwestie van de ‘officiële taal’, dat wil zeggen een taal die de overheid op alle niveaus zou moeten hanteren. Welke van de nationale talen voor die status in aanmerking komt, zou een referendum moeten uitmaken.

Taalbeleid is door geen van de opeenvolgende regeringen van de nieuwe republiek Suriname als prioriteit bestempeld én daadwerkelijk uitgevoerd. Opportunisme en gemakzucht hebben de voorvechters van onafhankelijkheid  geleid in de handhaving van het (Europese) Nederlands als officiële taal. De enige keer dat er iets werd ondernomen dat hout sneed was in 1986, toen de officiële spelling van het Sranan werd afgekondigd. Voor het overige heeft de politiek op dit gebied constant  Gods water over Gods akker laten lopen.

Analfbetisme

Dat heeft bijvoorbeeld tot gevolg gehad dat het in Suriname ontbreekt aan betrouwbare en actuele gegevens over analfabetisme. Ten tijde van de militaire machtsovername gold 35 procent  van de werkzame bevolking als ongeletterd. 0p grond daarvan is toen een begin gemaakt met een alfabetiseringscampagne. Sindsdien is alfabetisering evenwel voortdurend natte vingerwerk geweest. Een regering die dat laat sloffen is in de aap gelogeerd. Sla daar de talloze rapporten van de Unesco maar op na.

Een ander gevolg van het gebrekkige taalbeleid is dat grote onduidelijkheid bestaat omtrent de aard en de implicaties van het zogenaamde Surinaams-Nederlands. Het is één ding om een hoeveelheid (nieuwe) woorden aan te leveren voor een Nederlands woordenboek als het Groene boekje. Maar een heel ander ding om een degelijk onderscheid te maken tussen naar alle bestaande maatstaven foutief of onbeholpen Nederlands enerzijds en werkelijk eigen (Surinaamse) varianten van de grammatica en syntaxis anderzijds. Voor dat laatste moet gewoon goed onderzoek worden verricht en dat gebeurt nauwelijks.

Vandaar ook dat voornoemde masterproef  van Berends zoveel aandacht trok. En meer nog in Nederland en België dan in Suriname zelf. Hij legde namelijk nauwkeurig – ook cijfermatig – een stukje van de problematiek bloot door in te zoomen op de onderwijspraktijk op middelbare scholen. En bepleitte, heel concreet, dat leraren en leerlingen op schoolniveau meer ruimte zouden krijgen om die grens tussen wat foutief en wat eigen is te verkennen. Met als hoofddoel: vermindering van de taalonzekerheid bij de betrokkenen en dus, indirect, verbetering van de onderwijsresultaten.

Stijgende kosten

Taalbeleid is onmisbaar in een samenleving die vooruit wil. Het feit dat deze regering daar geen oog voor heeft, is een teken aan de wand. Een teken dat ze niet verder kijkt en zelfs kán kijken dan haar eigen voortbestaan. Geen wonder dat ze zoveel  moeite heeft met een nieuwe staatsbegroting (nog voor 2017 !) en het voor die begroting vereiste meerjarenontwikkelingsplan.

De huidige crisis gaat dieper dan de noodzaak het ingesleten beleid van potverteren en roofbouw te vervangen door een slimmer en duurzamer verdienmodel. Elk jaar dat de regering het nalatig taalbeleid voor zich uitschuift, wordt de knoop groter en stijgen de kosten van de heersende wanorde. Misschien zijn de nationale rekenmeesters, die denken dat ‘cultuur’ geen geld mag kosten, daar wél gevoelig voor.

(Uit: De West, 10 mei 2017)