Voor de 21ste keer in mijn leven ben ik opnieuw een zelfstandig huishouden begonnen, dat wil zeggen een bed-bad-broodopvang waarvoor ik zelf geheel verantwoordelijk ben. Nota bene in een voorjaar dat maar geen voorjaar wil worden, dus stervenskoud, en – nog méér NB – in een woonplaats die me bekend voorkomt.
Even terug in de tijd… Naar mijn kot aan de Lei in Leuven, in mei 1964. Dat was de eerste keer! Toen ik tijdens mijn eerste jaar filosofie op het College voor Latijns-Amerika had besloten mijn priesteropleiding definitief een halt toe te roepen en mijn academisch jaar – met allerlei vakken op de universiteit – nog wèl hoopte te kunnen redden. Vandaar die studentenkamer, die opmaat werd voor een soortgelijke levenswijze later dat jaar in Amsterdam en nog negen jaar langer tot in Tanzania.
Pas in Dar es Salaam, in 1973, kwam een eind aan de reeks eenpersoonshuishoudens van beperkte ruimtelijke omvang. De eerste huurwoning en tegelijk ook het eerste twee- in plaats van eenpersoonshuishouden. Gevolgd door woningen (huur of koop) in achtereenvolgens Amsterdam, Voorburg, ’s-Gravenhage, opnieuw Amsterdam, opnieuw Dar es Salaam, Dodoma (TZ), Addis Abeba, weer Amsterdam, Haarlem, IJmuiden, Ndjamena (Tsjaad), weer Haarlem, Paramaribo en Kralendijk.
Tot me het afgelopen jaar de voet dwars werd gezet. Ik was vast van plan mijn migrantenbestaan nog een tijdje te rekken door te verhuizen van Bonaire naar Spanje, maar werd tijdens de geplande tussenstap in Nederland door mijn eigen lijf gedwongen langer pas op de plaats te maken. En al gaf ik me ten slotte gewonnen, daarmee waren mijn problemen nog lang niet de wereld uit. Al was het maar omdat ik in één moeite degradeerde van passant naar concurrent van al die andere woningzoekenden uit binnen- of buitenland, zonder verworven rechten.
Maar als de nood het hoogst is… Kort voor ik in een ziekenhuis in Alkmaar werd opgenomen, kreeg ik een oproep om te gaan kijken in een standaardflat van een semi-publieke grootverhuurder in Haarlem, op een steenworp van de binnenstad. Nee zeggen is geen optie, werd me toegeschreeuwd.
Dus verhuisde ik op 30 maart voor de zesde keer in negen maanden en nu voor onbepaalde tijd, naar een lege ruimte van 60m2 met laminaat, een paar lampen, twee kleine rolgordijnen, stroom en water uit de kraan. Eindelijk kon ik het schaarse bezit dat ik zelf van het eiland hierheen had gebracht een plaats geven. De dozen en het bureau die ik had verscheept en – aan de andere kant van het Spaarne – bij mijn dochter opgeslagen, zouden spoedig volgen.
Bij de ontruiming en verkoop van mijn flat in IJmuiden in 2014, voorafgaand aan mijn emigratie naar Suriname, was ik ervan uitgegaan dat ik met weinig spullen het meest vogelvrij en dus tevreden zou zijn. Vandaar dat ik in Paramaribo van meet af aan gemeubileerd huurde en op die voet doorging tot in Spanje.
Ik zie me nog zitten in de vensterbank die eerste avond, met een bezwaard gemoed. Het enige dat ik van tevoren had geregeld was de bezorging van een haastig, op de site van de houtedingenkampioen, gekozen bed. Als niet enkele doortastende lieden hadden ingegrepen, zat ik daar nu nog.
Terwijl de meeste leeftijdgenoten die ook allang klaar waren of als klaar werden beschouwd, omkwamen in hun goed en zich suf piekerden over afschaling, begon ik van voren af aan. Wat had ik nodig om mijn leven voort te zetten, wat voor winkels moest ik bezoeken of moest ik eerst het internet afstropen, wat ging voor en wat kon wachten? En dat in een wereld die draaide om permanente instantbehoeftebevrediging, hoe meer en hoe sneller hoe beter.
Een tafel met vier stoelen, zithoek met bank, zetel, kleed op de vloer, televisie en boekenkast, kapstok en spiegel op de gang, inductiekooktoestel en koelkast in de keuken, het bureau met pc tegenover het bed op de slaapkamer! Toen ik dat na drie weken voor elkaar had, was ik al zo voldaan dat ik de finishing touch maar op zijn beloop liet.
Hoofdzaak is dat ik weer een plek heb waar ik mag zijn en blijven zolang het me uitkomt. Een plek om serieus te nemen wat het lijf van me vraagt en daarmee ook mijn geestelijke gezondheid een dienst te bewijzen. En tegelijk een basis om de wereld in het oog te houden, want het blijft een voorrecht nog in leven te zijn.