Voedselzekerheid

Menigeen zal het niet willen weten maar het blijft een waarheid als een koe: de ambitie om in de eigen behoefte aan voedsel te voorzien is op Bonaire ver te zoeken. In de andere Nederlandse Antillen heeft men er ook een handje van consumptieartikelen zoals levensmiddelen uit het buitenland te halen in plaats van zelf wat meer te produceren, maar Bonaire spant de kroon. Op geen ander gebied is het contrast groter  binnen het Koninkrijk. 

Nederland is al jaren de tweede exporteur van land- en tuinbouwproducten in de wereld. Zowel een kwestie van zakelijk als van technologisch vernuft. Direct na de tweede wereldoorlog stelde het zich, met Frankrijk, op als kampioen van de voedselzekerheid in Europa. Daar is het vervolgens ver bovenuit gestegen, zodat het nu niet alleen garant staat voor een gevarieerd en goedkoop voedselpakket in eigen huis, maar ook buiten Europa een naam heeft op te houden. 

Op Bonaire evenwel zijn de producenten van levensmiddelen van lokale herkomst die voor iedereen te koop zijn op één hand te tellen: één marktleider op het gebied van eieren, een beperkt aantal snel groeiende groenten en kruiden van twee kleine aanbieders en de schaarse zuivel van een geitenboerderij  – de enige echte – ver buiten de stad. De productie voor eigen verbruik is zo beperkt dat nergens langs de weg iets eetbaars wordt  aangeboden, laat staan dat een gewone markt op regelmatige basis te vinden is.

Aan importeurs en daarmee verbonden supermarkten daarentegen geen gebrek. Ze hebben zelfs een eigen vereniging. En gelukkig bestaat er ook een andere club die hun onderlinge prijsverschillen bijhoudt, zodat je als consument door de bomen nog iets van het bos kunt zien.

“Wij maken zelf uit wat en hoeveel we importeren,” legt een manager van Pietersz Distribution (Willemstad) me uit. Haar onderneming vertegenwoordigt 25 topmerken, goed voor 600 verschillende producten, en is op Bonaire de enige groothandel die ook rechtstreeks verkoopt aan de consument. 

Los van de algemene importvergunning komt de overheid er alleen aan te pas, voor zover invoerrechten (8 procent) worden geheven of de douane in bepaalde gevallen een ‘keurloon’ (5 procent) in rekening brengt. De aanvoer per schip is voor levensmiddelen de regel (95 procent). Vandaar dat leveranciers aan deze kant van de Atlantische Oceaan gauw de voorkeur krijgen boven collega’s aan de overkant.

Containers uit de VS doen er een week (of minder) over, terwijl je drie of zelfs vier weken moet rekenen voor een lading uit Europa. Het feit dat alles uit Europa loopt via Curaçao, leidt niet zelden tot vertraging. Luchtvracht is overigens de uitzondering vanwege de, zeker de laatste tijd, veel hogere kosten. Meestal gaat het dan om zuivel en verse groenten. 

Natuurlijk zijn er risico’s aan verbonden, zegt de manager. Denk maar aan voedselbederf bij langdurig oponthoud of containers die  schade oplopen. Maar zelfs in de heersende wereldcrisis zijn de ongemakken in haar sector vooralsnog beperkt gebleven tot een enkele leverancier in de VS die het laat afweten en een product – blauwe kaas bijvoorbeeld – dat ze opeens ergens anders  vandaan moet halen. 

Kortom, we hoeven niet bang te zijn dat de schat aan eten en drinken uit de hele wereld die dagelijks voor ons wordt uitgestald, in gevaar komt. Maar kan Bruin dat allemaal wel trekken?

De drie Caribische ‘landen’ van het Koninkrijk, die zo graag en zo hardnekkig dachten dat ze hun eigen broek konden ophouden, zijn de afgelopen maanden keihard door de crisis tot de orde geroepen. Nog steeds was hun huishoudboekje niet op orde en ze waren even vergeten dat er zoiets bestaat als harde valuta die je maar één keer kunt uitgeven… Dus blèren ze nu als baby’s en weten ze zich geen raad.   

Dan heeft Bonaire zichzelf heel wat beter ingeschat, toen het tien jaar geleden koos voor de status van bijzondere gemeente. Zorgeloos aan de tiet van het moederland! Wat handelsbalans, wat voedselzekerheid, wat schijnwelvaart, op je handen zitten en potverteren? Laat dat kind toch, het heeft niks gedaan! 

Afgelopen zondag werd voor de tweede keer de Open dag van de Dienst Landbouw, Veeteelt en Visserij (LVV) op het laatste nippertje afgeblazen. Ja, de dienst waar jaren lang – straffeloos – zoveel moedermelk was doorgedraaid dat zelfs André Bosman zich achter de oren krabde. De eerste keer was de reden de regen van een dag geleden, deze keer de officiële bekendmaking op vrijdag van de tweede besmetting door het coronavirus ooit in de geschiedenis van het eiland. Terwijl op 1 augustus nog onvoorwaardelijk toestemming was verleend voor een braderie van de Kralendijkse horeca, waar duizenden mensen op elkaars tenen stonden. 

De weg van de minste weerstand is onweerstaanbaar.