Als het dan toch weer Vrede op Aarde moet worden, laat mij dan ook eens een vredeswens kenbaar maken. For better or for worse. De Wilde Kust ligt me nog vers in het geheugen en per slot van rekening heeft het bestuur van de Schrijversgroep’77 in mijn desertie geen aanleiding gezien om me te royeren.
De mogelijkheid van een kerstwens in plaats van een banale wanhoopskreet werd me ingegeven door de teleurstelling van mr. dr. W.R.W. Donner over de respons, nadat hij vriend en vijand had uitgenodigd om met hem in Het Park aan de Grote Combéweg (Paramaribo) zijn 89ste verjaardag te komen vieren. Zelfs het vooruitzicht van een gratis exemplaar van zijn laatste roman had niet geholpen, schreef hij afgelopen week in het polemisch onlineperiodiek over actuele zaken waarmee hij van tijd tot tijd zijn getrouwen laat merken dat hij het schrijven niet laten kan.
Een treurig bericht, dat me herinnerde aan de lezing in het Nationaal Archief Suriname, drie maanden geleden, van de Nederlandse onderzoekers Esajas en De Abreu over De verborgen geschiedenis van Hermine en Otto Huiswoud. Donner zat ook in de zaal en liet terloops, in het vragenrondje, weten dat hij Huiswoud goed gekend had. Hij zat jaren met de man in een zelfde bestuur en had eigenlijk nooit iets van een een nationale held in hem bespeurd. Oeps, daar had het jeugdige tweetal niet van terug.
Dat was Donner ten voeten uit: geen schroom om een spijker op zijn kop te slaan, van allerlei markten thuis, nooit om een mening verlegen, desnoods vloeken in de kerk. Juist daarom heb ik heel wat aan hem gehad, al was ik het vaak niet met hem eens en vond ik die roman (Boete zonder schuld), zeker in de overhaast uitgegeven versie uit 2015, een misbaksel.
Wat is dan die vredeswens? Om te beginnen dat rechtgeaarde Surinamers die naar het heet ‘zijn bloed wel kunnen drinken’ eens ophouden te reageren als de honden van Pavlov (wegblijven op zo’n receptie bijvoorbeeld) en hem serieus nemen, de discussie aangaan of, gewoon, hun voordeel doen met wat hij aan kennis, inzichten en vaardigheden te bieden heeft.
Een reden te meer voor navolging in plaats van verguizing is dat Donner staat voor een levendige lees- en schrijfcultuur, als toetssteen voor het beschavingspeil van een land. Sinds het militair bewind is daar de klad in gekomen en van een kentering is vooralsnog geen sprake, integendeel. In de leemte die is ontstaan bloeit nog slechts – in verkapte vorm met facebook voorop – de aloude orale communicatie.
Ondertussen verschrompelt zienderogen het deel van de bevolking, dat het schrift in diverse genres en vormen heeft leren cultiveren. En de kringen die voor nieuwe impulsen zouden kúnnen zorgen zijn hopeloos verdeeld. Het zijn eilandjes waar men teert op vergane glorie en zich blijft herhalen, zolang de subsidies en donaties van overzee brood op de plank brengen.
Dáár ligt dan ook de kern van mijn kerstwens: dat die eilandjes hun strijdbijlen begraven, elkaar in alle openheid stimuleren en opjutten in plaats van vriendjespolitiek te beoefenen en eenkennigheid uit te stralen, dat ze de krachten bundelen en – niet in de laatste plaats – een vuist maken naar een politiek en een overheid die uitblinken in onvermogen en onverschilligheid.
Donner verwijst in zijn laatste rondschrijven naar een fase in de recente geschiedenis van zijn land, toen hij en velen met hem de hoop koesterden dat ze ‘de nieuwe Hollanders van het continent’ zouden worden en constateert dat daar niets van terechtgekomen is. Zo gaat menige wens nooit in vervulling. Wie weet is mijn wens een beter lot beschoren.