Windowdressing

‘Voor 2017 is gepland de hoeveelheid suiker in een aantal van onze producten te verminderen.’ Aldus de directie van Fernandes Bottling Company (FBC) in haar Duurzaamheidsverslag 2016. En om de ernst van de plannen te illustreren deelt ze mee dat ze het afgelopen jaar al voor twee van haar suikerhoudende dranken een nieuwe verpakking op de markt heeft gebracht. Want door kleinere porties aan te bieden willen wij onze consumenten helpen de inname van suiker te beperken, luidt de redenering.

Om tranen van in je ogen te krijgen. Waar in het bedrijfsleven vind je nog zo veel bekommernis om de prangende problemen van mens en samenleving? En Fernandes weet waar ze het over heeft! Al sinds 1939 onderhoudt de onderneming nauwe banden met wat tegenwoordig The Coca-Cola system wordt genoemd. Een zakelijk imperium dat een hoofdrol heeft gespeeld in de wereldwijde verbreiding van een voedingscultuur, die grote gevaren voor de volksgezondheid met zich meebracht.

Zo staat de verslaving aan suiker wat de schadelijke effecten betreft langzamerhand op één lijn met de hang naar nicotine, al heeft de tabaksindustrie  in het algemeen veel meer moeten inbinden dan die van de voedingsmiddelen en dranken. Althans tot nu toe.

Samen met het zusterbedrijf Fernandes Bakkerij heeft Fernandes Bottling al jaren zo’n groot marktaandeel in Suriname dat de twee gezamenlijk een stempel hebben gedrukt op de smaak van jong en oud. En dat betekent dat Fernandes nu niet zijn handen in onschuld kan wassen.

Maar grote bedrijven veranderen niet graag van koers, zeker niet wanneer hun winstvooruitzichten in het geding zijn. Vandaar het verschijnsel windowdressing: je beter voordoen dan je bent, doen alsof je ergens werk van maakt maar feitelijk op je handen blijven zitten. Kortom, de politiek en het publiek om de tuin leiden. Het duurzaamheidsverslag van FBC is daar een schoolvoorbeeld van.

Dat gooit namelijk niet per ongeluk ‘duurzaamheid’ – in de moderne ecologische betekenis van het woord – op één hoop met onderwerpen als voedselveiligheid, arbeidsomstandigheden en klanttevredenheid. Iedereen moest er iets van zijn gading in kunnen vinden, het bos tussen de bomen was bijzaak.

Maar zoiets kan averechts uitpakken. Hoe meer de directie zich in dit geval op de borst klopt vanwege de leuke dingen voor het eigen personeel en de liefdadigheid die ze in de samenleving aan de dag legt, des te meer valt op wat er niet in het rapport staat. Zo gaat het volkomen voorbij aan het feit dat Fernandes tal van grondstoffen en halffabrikaten invoert of laat invoeren om het land te kunnen overspoelen met zijn geliefde  producten.

Zelfs wanneer  zoet water zowat het enige bestanddeel is van Surinaamse origine, roept men nog met een stalen gezicht dat het product ‘100 % Made in SU’ is. Hoe lang kan de grootste privé-onderneming  van het land, die bovendien ‘duurzame ontwikkeling’ hoog  in haar vaandel heeft staan, nog zulke spelletjes uithalen? Willens en wetens beslag leggen op kostbare buitenlandse deviezen en het desondanks normaal vinden dat jan en alleman informatie over het productieproces wordt onthouden. Nee meneer, dat is bedrijfsgeheim.

In de reguliere media is overigens nergens serieus aandacht besteed aan het rapport. (Het nieuwsbericht van 12 november in de Ware Tijd onder de kop ‘Fernandes wil minder suiker in producten’ moet  een grap geweest zijn.) Dat zou kunnen betekenen dat het journaille  geen tijd kon vinden om het goed te lezen of dat het de trouwe lezer, kijker of luisteraar niet wilde verontrusten.

Of was ook bij de kampioenen van het vrije woord het hemd even nader dan de rok? “Hoe haal je het in je hoofd:  onze grootste adverteerder in de zeik zetten. Het is december, man!”