Da’s ook toevallig, dacht ik enkele maanden geleden, toen mijn oog viel op een bericht over de Anil Ramdas Essayprijsvraag 2023, onder de noemer In wat voor land leef ik eigenlijk?
Het moment lag achter me dat ik mezelf om praktische redenen gedwongen zag voorlopig in Nederland te blijven in plaats van door te reizen naar Spanje. Maar daarmee had ik nog geen zicht op een nieuwe vaste verblijfplaats, zoals ik die de afgelopen jaren had gehad in Paramaribo en op Bonaire. Ik redde me met kunst- en vliegwerk en kreeg conditioneel eerder meer dan minder problemen. Stof genoeg om te komen tot een zinnig antwoord op die vraag.
Maar ik besefte al gauw dat een essay van 2500 woorden, in de geest van Anil Ramdas en niet eerder gepubliceerd, geen koud kunstje was voor tussen de bedrijven door. Dus zag ik af van deelname. Tot plotseling, met de opname in een plaatselijk ziekenhuis, de wind uit een andere hoek ging waaien en me zelfs een woning in de schoot werd geworpen. Eindelijk orde op zaken stellen en een beetje tot rust komen, zo ook de bagage uitpakken die ik had laten opslaan en weer vooruitkijken.
Prompt kwam ik in een overlopende inbox die prijsvraag weer tegen, mét de aanvulling dat de hoofdprijs zou worden uitgereikt tijdens een bijeenkomst in De Balie op 7 juni. En toen uit een van mijn laatste verhuisdozen bovendien het enige boek van Anil Ramdas opdook dat in 2014 met mij mee was geëmigreerd, begreep ik dat het ging om veel meer dan een vrijblijvende uitnodiging.
Tot een ontmoeting was het nooit gekomen, maar door wat ik van hem wist was hij een verwant geworden en voelde zijn dood in 2012 als een persoonlijk verlies. En nu ik acht jaar lang het werelddeel heb verkend waar hij vandaan kwam, vind ik hem hier aan de Noordzee weer terug en wil hij weten hoe het was.
Vandaar dat ik ijverig aan de slag ging en ontdekte dat de centrale vraag van de wedstrijd – met ‘onmogelijk kosmopoliet’ als ondertitel – woord voor woord was ontleend aan de titel van de biografie van Karin Amatmoekrim over Anil Ramdas, die op de webstek van haar uitgeverij (Prometheus) met foto vermeld staat als ‘beschikbaar’ per 1 september van dit jaar. Bovendien meende ik uit de toelichting van de organisatoren te kunnen opmaken dat de auteur van plan was op haar boek te promoveren. Maar die informatie – onder de vlag van De Groene Amsterdammer – was zo verward en verwarrend dat ik besloot me er niet aan te storen en de vraag c.q. titel primair op mezelf te betrekken.
Het bleek inderdaad geen sinecure, maar ik hield me aan de voorwaarden en zorgde, in goed vertrouwen, dat de jury mijn werk vóór de deadline (15 mei) onder ogen zou krijgen. Ruim een week later ontving ik van De Groene een mail met de mededeling dat de wedstrijd ‘helaas’ tot 1 september was uitgesteld, gevolgd door het zinnetje: “Na deze datum hoort u zo spoedig mogelijk nader.”
Inmiddels had ik me op allerlei antwoorden voorbereid, maar deze mogelijkheid was aan mijn verbeelding ontsnapt. En al voel je op je klompen dat je een zeperd hebt gehaald, dan rest toch het besef dat het je eer te na is. Hoe dan ook, zag ik mezelf niet ergens in augustus helemaal van voren af aan beginnen, laat staan sint-juttemis afwachten. Vandaar dat ik de betrokken medewerker van het redactiesecretariaat een dag later liet weten dat ik graag een reden voor het besluit had willen vernemen, maar er sowieso geen heil in zag de samenwerking voort te zetten.
Deze keer kreeg ik wel snel antwoord: het besluit van de jury is ingegeven door het feit dat de prijsvraag is gekoppeld aan het boek van Karin Amatmoekrim en dat kan pas verschijnen na haar promotie, die niet eerder dan na de zomer zal plaatsvinden.
Een reden te meer om in mijn geval die klompen zuinig te bewaren.
Eén reactie op “Zeperd”
Wat een ergernis wekkende vertoning!